Geschiedenis der glasschildering.
Vervolg van blz. 39.
Zooals wij reeds gezegd hebben, was de versiering bij de ouden het hoofddoel; in het samenstellen hunner glasramen, begonnen zij altijd met de natuurlijke kleur der meest beduidende figuren; wanneer de kleur van een of ander bijhoorig voorwerp ongunstig voor het geheel was, deinsde men er ook niet voor terug, die kleur door eene meer harmonische te vervangen.
Alhoewel de uitvoeringsmiddelen in de xiiie eeuw dezelfde gebleven waren, had men toch eenige nieuwe toepassingen gemaakt. In de hooge middelbeukramen, waar de medaillons te klein werden, had men groote figuren geplaatst, meestal aan het Oude Testament ontleend, zooals koningen, patriarchen en profeten. Voor de vensters der zijbeuken behield men de medaillons; zij waren aan de patronen der kerk of aan het leven van Christus gewijd. In het hooge choor verbeeldde men het lijden van Jezus, de apostelen of martelaren; in het midden- of hoofdraam het sterven van Jezus.
Niet slechts edelen en geestelijken, maar ook vereenigde ambachtslieden bekostigden gekleurde kerkvensters. Vandaar komt het, dat men niet zelden in ramen portretten van bisschoppen, wapenschilden van edelen, voorstellingen uit het ambachtsleven en beelden van beschermheiligen aantreft.
Zoo is een kerkvenster te Rouaan toegewijd aan de gilde der vischverkoopers; te Chartres aan de wisselaars, slachters, bakkers, hoefsmeden, schoenmakers enz.Ga naar voetnoot(1) De afbeeldsels der heiligen staan in de middenvakken, die der begiftigers in de onderste paneelen, welke echter soms ook voor de roos dienen.
De grauwschilderingen welke tot hetzelfde tijdvak behooren, vertoonen een grauwen of gestreepten grond, soms door gekleurde banden gesneden of versierd met loofwerk of gekleurden grond.
Behalve de reeds genoemde kerken, bezaten ook die van Bourges, St.-Denis, Limoges Rheims, Parijs, Clermont enz., prachtig gekleurde vensters. Dat ook in België de glasschildering beoefend werd, bewijzen de overblijfsels van een raam te Doornik, en een stuk grauwschildering uit de hoofdkerk te Brussel.Ga naar voetnoot(2)
De kerken der xiiie eeuw beslaan meestal eene kruisvormige oppervlakte en hebben drie, vijf of meer beuken. Het hooge choor loopt niet meer uit in eene ronde nis, maar meestal in een halven veelhoek. De binnen- en buitenversiering, zoowel als de prachtige torens met hunne majestatische kanten spitsen, drukken een verheven godsdienstig gevoel uit. De zijbeukramen die zich het dichtst bij den ommegang bevonden versierde men met de krachtigste kleuren, doch de grootste schittering bleef bewaard voor de vensters van het hooge choor. Het helder gekleurde middelraam verleende vrijen doorgang aan het licht, welk het altaar kwam overstroomen als met een hemelschen glans. Hadden bouwtrant en versierwijze merkelijke