Geschiedenis der glasschildering.
Vervolg van blz. 32.
De xiiie eeuw bracht geene verandering in de techniek der glasschildering; geene enkele nieuwe kleur kwam het palet verrijken: men bleef de in massa geverfde ruitjes in looden geraamten zetten en als schildering had men bruinzwarte lijnen en soms eene lichte schaduw. Het lood diende om den invloed dien de kleuren door hun stralend vermogen op elkander uitoefenen te keer te gaan. Men wist, dat zoodra het licht bij voorbeeld door rood naast blauw heendringt, die beide kleuren den aanschouwer violetkleurig toeschijnen. Het was derhalve dikwijls het lood, - evenals de zwarte omtrekken - dat de kleuren aan dien schadelijken invloed onttrok.
Na wat er is gezegd, zou het onverklaarbaar kunnen schijnen, dat soms groene paarden, roode boomen, enz., in ramen van de xiiie eeuw voorkomen. Om den wille van de harmonie van toon, werd niet zelden alle waarheid van kleur opgeofferd.
Is tegenstelling van kleur eene hoofdvereischte bij de schilderkunst in 't algemeen, zij is dat niet minder bij de glasschildering, namelijk om de wijziging die doorvallend licht de schitterende kleuren doet ondergaan.
De nevenstaande driehoek wijst aan de eene zijde rood, aan de andere geel en aan de derde blauw aan. Met deze drie hoofdkleuren kunnen wij er drie andere vormen, de zoogenaamde samengestelde kleuren, gelijk op den driehoek is aangeduid, te weten: oranje, uit rood en geel; groen, uit geel en blauw; violet, uit blauw en rood (het indigo is eigenlijk blauw dat tot rood overhelt).
Wij vinden dus de kleuren van den regenboog in hunne natuurlijke volgorde: rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet; hunne versmelting of samenstraling geeft licht of wit; ontbreken zij of heeft opslurping plaats, dan is alles zwart. Hier zij herinnerd aan de gekende waarneming van Newton: eene kartonnen schijf, stersgewijze en meermalen beschilderd met de kleuren van den regenboog, en waarop dus geen enkel wit plekje te bemerken is, schijnt kleurloos, wanneer zij snel rondgedraaid wordt. Aanvullingskleuren zijn die welke door hunne vereeniging wit vormen; bij voorbeeld: de roode vlam eener lamp, door een groen glas gezien, wordt wit; rood heet dan ook aanvullingskleur van groen, of groen van rood.
De op vorenstaanden driehoek tegen over elkander geplaatste kleuren vullen elkander wederzijds aan of laten zich tot wit herleidenGa naar voetnoot(1), zooals rood door groen, blauw door oranje en geel door violet of omgekeerd.
Elke kleur wekt in het oog hare aanvullingskleur op. Wit ziet er roosachtig uit als het bij hevig licht naast groen gezien wordt. Blauw naast geel wordt hierdoor niet groenachtig, maar keert tot het violet, welk zijne aanvullingskleur is en zoo voorts. Sommige kleuren winnen door elkanders nabijheid aan kracht, onder andere groen door rood,
(Wordt voortgezet.)
H. Druyts.