Veerkracht.
Het onontbeerlijkst voor jongelieden acht ik die veerkracht en iever en opgewekten lust, welke de heerlijke eigenschappen der jeugd zijn, omdat ze het vermogen mededeelen om eene zaak van allerlei zijden te beschouwen en te onderzoeken. Het zijn de eigenschappen ten minste van die jongelieden wier kernachtigheid, oorspronkelijkheid en frischheid van geest niet weggespoeld zijn door het blokken voor examens en het overvoeren van den geest met allerlei onverteerbare kennis. Dit onzinnige rustelooze blokken van jongelieden is niets beter dan eene soort van verstandelijke uitspatting en verkwisting van levensgeest. Men dwingt jongelingen hunne hersens te gebruiken eer ze door de natuurlijke behoorlijke ontwikkeling naar den eisch geregeld en in orde zijn gebracht voor allerlei werk. Men laat de hersens werken van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, men slooft ze af en slijt ze in hunne jonge jaren, en als dan de storm en drang van 't leven komt, en de hersesen tot volle werkzaamheid geprikkeld worden, dan blijken de verstandelijke vermogens dof en slap te zijn: de veerkracht is er uit.
Men zegt wel eens van menschen, die gewoon zijn zeer vroeg op te staan en daarin alleen heil zien, dat ze den geheelen ochtend verwaand en den geheelen namiddag slaperig zijn. Ik weet niet nauwkeurig of dit zoo is, maar ik weet zeer wel, dat, volgens mijne ervaring, jongelieden die men verstandelijk te vroeg laat opstaan, die men rusteloos voortdrijft, om toch maar nummer 1 van hunne klassen te worden, bij uitnemendheid geschikt zijn, om in den ochtend van hun leven verwaand en in den namiddag slaperig te zijn.
Huxley.