Geschiedenis der glasschildering.
Vervolg van blz. 7.
Aangezien het moeielijk is de werken der ouden te beoordeelen zonder ten minste oppervlakkig hunne manier van werken te kennen, zullen wij in het belang der zaak zelve desaangaande in eenige bijzonderheden treden.
Om glasmozaïeken te vervaardigen, sneed men patronen, eerst rechtlijnige, daarna met gebogene omtrekken; weldra werden uit zulke stukken nabootsingen van menschenbeelden gevormd. Het cement of pleister, welk tot dan toe gediend had om de gekleurde ruiten te vereenigen, werd door dunne looden banden vervangen, waarvan de beide gegroefde zijden het glas insloten, ofschoon volgens Mazois (Ruines de Pompei) het gebruik van dusgenaamde rabatlijsten om ruiten te bevestigen, van voor onze tijdrekening in de zuiderlanden gekend was. De groeven werden tot het begin der xvie eeuw door de schaaf aangebracht; op dat tijdstip kwam de loodmolen in zwang, welken men heden nog gebruikt en die door pletting den bepaalden vorm aan de banden geeft.
Het snijden van glas door diamant was nog niet bekend; hiervan wordt de uitvinding aan den Franschen koning Frans I (begin der xvie eeuw) toegeschreven. Dit belette echter niet dat de ouden in dit vak zeer behendig waren. De vorm der stukken werd op de ruit met wit gomwater afgeteekend; de