De Vlaamsche School. Jaargang 24
(1878)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijPhilip van Champaigne of van Champagne.Deze kunstschilder, wiens afbeeldsel wij hier mededeelen, werd geboren te Brussel den 26n Mei 1602. Zijn vader, Hendrik Van Champaigne huwde, den 7n Januari 1597, te Brussel, Elisabeth Detroch. Philip toonde van jongs af eene groote neiging tot de schilderkunst; op zijn 12e jaar, plaatste zijn vader hem in het werkhuis des schilders J. Bouillon, vervolgens bij Michiel Bourdeaux. Later, kreeg hij onderricht en les van J. Fouquières; verders weet men weinig over zijne jongelingsjaren; het schijnt alleenlijk, dat hij eenigen tijd zou geaarzeld hebben tusschen het werkhuis van P.P. Rubens en eene reis naar Italië, dat hij eindelijk de reis verkoos en op zijn 21ste jaar den weg naar Rome insloeg. Wat er van zij, hij kwam in alle geval te Parijs aan, waar hij opvolgend bij twee verschillende meesters werkte en eindelijk zijne studiën alleen voortzette. Gedeeltelijk om in zijn bestaan te voorzien, schilder le hij portretten, waartusschen dat van Van Mansfeldt, die in den dertigjarigen oorlog tegenover Tilly t'Serclaes in 't veld stond, hem bijzonder in naam bracht. Ph. Van Champaigne had te Parijs zijnen intrek genomen in eene dier herbergen waar mingegoeden voor eenen kleinen prijs kost en inwoon genoten; in voormelde stad trof hij N. Poussin aan, met wien hij in nauwe vriendschap kwam, en deze vriendschap is voor beide niet zonder vruchten gebleven. Onze landgenoot werkte vervolgens in het paleis Luxemburg, onder de leiding van Duchesne; doch Van Champaigne overtrof zoodanig zijnen meester, dat de opziener der paleizen van Maria van Medicis hem zijne voldoening, in het bijwezen van den meester, over zijne schoone schildering betoonde. Moeielijk verkropte Duchesne dien lof; hij werd naieverig op Van Champaigne; deze verliet dan ook Parijs, kwam naar Brussel zijne broeders nog eens bezoeken, en wilde dan de reis naar Rome weder ondernemen. Maar nauwelijks was hij in Brussel terug of hij kreeg van den abt Maugis, den voormelden opziener, bericht dat Duchesne overleden was, en dat dezes plaats in het paleis Luxemburg hem werd aangeboden. Hij nam dit aan, keerde naar Parijs terug, nam zijnen intrek in het paleis Luxemburg, en huwde een jaar later de oudste dochter zijns vroegeren meesters. Ph. Van Champaigne had het, als schilder der koningin, lastiger dan zijn voorzaat, die alles door anderen liet uitvoeren; hij wilde en moest nu ook, bij gebrek aan eigene leerlingen, alles zelf opvatten en samenstellen; zijne onderhoorigen werkten naar zijne schetsen. Dit had voor gevolg ongelijkmatigheid in de wijze van schilderen en het voortbrengen van minder gelukte schilderijen, welke men niet aan Van Champaigne zou toeschrijven, waren zij niet onbetwistbaar als zijne werken erkend; maar men kan gemakkelijk de schilderijen, welke hij alleen afwerkte, onderscheiden van die zijner helpers, naar zijne schetsen uitgevoerd. Langs alle kanten ontving hij bestellingen; op bevel der koningin moest hij eene reeks tafereelen uitvoeren voor de kerk van het Karmelietenklooster, en eene andere reeks voor de kerk der Calvarie-nonnen. Sommige dezer stukken zijn gansch van hem, andere van zijne medewerkers. De koning ook wilde den befaamden Vlaamschen schilder begunstigen en vroeg hem eene schilderij ter herinnering eener belofte aan de H. Maagd gedaan toen hij te Lyon erg ziek lag. Van Champaigne schilderde de H. Maagd aan den voet des kruizes bij het lijk haars zoons, met den geknielden koning, die haar zijne kroon aanbiedt. Deze schilderij werd op 's konings bevel boven het altaar der H. Maagd in de O.-L.-V.-kerk geplaatst; thans hangt ze in het musaeum te Caen. Nog eene andere schilderij werd door Van Champaigne op bevel van Lodewijk XIII gemaakt; zij verbeeldt den koning aan de Longueville het kruis van den H. Geest omhangend. Al de personen dier schilderij waren portretten, en zoo welgelijkend dat twee der afgebeelden, de Bullion en Boutillier, elk voor zich er eene kopij van vroegen en verkregen. De kardinaal de Richelieu ook verlangde 's meesters werk ter versiering zijns paleizes, nu het Palais Royal, en had wel graag Philip Van Champaigne uitsluitend voor zich willen doen schilderen, doch dit lukte | |
[pagina 9]
| |
houtsnede van e. vermorcken, leeraar aan de koninklijke academie van antwerpen.
hem niet; aan den persoon die vanwege den kardinaal Philip Van Champaigne kwam aanzeggen dat hij over des kardinaals gunst konde beschikken, antwoordde hij, dat hij van zijne hoogheid niets te vragen had dan dat zijne hoogheid hem beteren schilder zoude willen maken, doch dewijl dit buiten dezes macht lag, verlangde hij alleenlijk de eer bij zijne hoogheid in gunst te staan. Van Champaigne schilderde veel op last des kardinaals, onder andere de figuren in den dom der Sorbonne, en verscheidene malen het portret des machtigen ministers van Lodewijk XIII. Op aanvraag van Anna van Oostenrijk, schilderde hij in | |
[pagina 10]
| |
het klooster Val-de-Grâce eene reeks tafereelen uit het leven van den heiligen Benedictus, waarschijnlijk die welke thans in het rijksmuseum te Brussel prijkenGa naar voetnoot(1); voor Lodewijk XIV vervaardigde hij eenige zinnebeeldige tafereelen ter herdenking des vredes der Pyreneën; zijne laatste koninklijke bestelling was het tafereel, voorstellende het huwelijk van Lodewijk XIV met de infante van Spanje. Philip van Champaigne schilderde met voorliefde in de stonden, welke hij vrij had, godsdienstige onderwerpen, voor verschillende kerken; hij maakte ook teekeningen voor tapijten. Voor de kloostergemeente van Port-Royal schilderde hij een Laatste Avondmaal, welk als zijn beste stuk beschouwd wordt, en waarop de apostelen afgebeeld zijn onder de gelaatstrekken der stichters van het klooster, waarin des meesters dochter zich als non ophield. Nadat dit meisje van eene doodelijke ziekte gelukkig genezen was, maakte de verheugde vader zich deze genezing, welke hij aan een wonder toeschreef, tot het onderwerp van eene vrij groote schilderij. Philip van Champaigne schilderde ook een aantal verdienstelijke landschappen; aan Port-Royal leverde hij vier zulke stukken, ten deele gewijd aan voorstellingen uit het leven der aartsvaders. Toen hij, na het overlijden zijns zoons, een bezoek aflegde bij zijne verwanten te Brussel, schilderde hij in deze stad, op bestelling van aartshertog Lodewijk, Adam en Eva, Abels dood beweenende. De voortreffelijke meester verwisselde het tijdelijke met het eeuwige te Parijs, den 12n Augustus 1674; hij bereikte derhalve den ouderdom van 72 jaren. Tusschen de onderscheidingen, hem in Frankrijk ten deele gevallen, vermelden wij zijne aanstelling als lid der Parijsche academie, op het oogenblik dat zij gesticht werd, benevens zijne latere benoeming als rector dier instelling. Fransche schrijvers hebben van Champaigne willen doen doorgaan voor eenen Franschen schilder die toevallig te Brussel geboren werd. Die bewering is onbillijk. De uitstekende kunstenaar was niet slechts een Vlaamsch schilder door zijne geboorte, maar ook en wel door zijne manier van werken. Eenige zijner stukken, vooral die, welke hij op bestelling schilderde, verraden niet altoos den grooten meester; doch andere schilderijen, welke hij naar eigene ingeving opvatte en uitvoerde, schitteren door uitstekende hoedanigheden, en zullen immer zijnen naam onsterfelijk houden. Ed. F. |
|