Een doodslag te Turnhout in 1577.
Het gemeentebestuur van Turnhout laat ieder jaar, achter het verslag over den toestand der gemeente, eenige oude archiefstukken drukken, die voor de geschiedenis min of meer belangrijk zijn. Als dusdanig, troffen wij in het laatst uitgegeven verslag het stuk aan, dat wij hieronder bij uittreksel laten volgen, met het opstel waarvan het verslag het laat voorafgaan en welk er den inhoud beknoptelijk doet van kennen:
In de maand December 1577 werd er door een persoon, van eene der bijzonderste burgerfamiliën van Turnhout, eenen doodslag op een ander burger, Mathys Van Loenhout, gepleegd. Om den misdadiger aan het gerecht niet te moeten overleveren, werd er een verzoeningsakt voor schepenen van Turnhout opgemaakt.
Door de tusschenkomst van schepenen, en Mr Laurenty, pastoor van St.-Pieterskerk en landdeken van Herenthals, werd er tusschen den misdadiger, den vader en vrienden van den overleden en arbitres (keerluiden) overeengekomen, en bij voornoemden akt bedongen:
| |
Dat de misdadiger, ter eere Gods en in beternis der misdaad, schuldig en gehouden was te doen, op eenen Zondag of heiligendag, binnen St.-Peeterskerk, met opene deuren, voor den noen, in het openbaar, een ootmoedig voetgeval, blootshoofds, barrevoets, in zijne lijne kleederen, hebbende in zijne gevouwene handen in teeken van ootmoedigheid een stroohalm, en daarna nemen ootmoediglijk van de moetzondere zoo dat behoort;
Dat de misdadiger daarenboven in de voornoemde kerk tot laafnis der ziele van den aflijvige zal doen celebreeren een uitvaart, en daar toe nog een dertigste, alles zonder kost of last van den overledene of zijne kinderen;
Dat de misdadiger, tot behoef en onderhoud van de onmondige kinderen van den aflijvige, zal geven in handen van de keersluiden (arbiters) de somme van vijftig zoengulden eens, elken zoengulden gerekend aan tien stuivers, in drie betalingen binnen het jaar, van 17 weken tot 17 weken;
Dat de misdadiger zijne woning binnen den tijd van zes achtereenvolgende jaren niet zal mogen hebben in de vier principaalste best geweegde straten van Turnhout, maar wel in andere straten en plaatsen, behoudens dat hij gedurende het leven van Jacob Van Loenhout, nooit zal mogen wonen in de Kortenstraat (Papenstraatje);
Dat de misdadiger daarenbov[e]n nog gehouden zal zijn, den voornoemden Jacob, zijn kinderen, vrienden en magen, altijd in alle herbergen, straten en andere plaatsen zoo zeer te vermijden en uit de oogen te gaan, als het in eeniger manieren mogelijk zou wezen.
En dat voor de betaling der vijftig zoengulden, elk in 't bijzonder borg bleven, de heeren Adriaan Van den Biestraten, Cornelis Colkes, Hans Theeus en Cornelis Loycx.
De eerstgenoemde voorwaarde werd den 27n December 1577, Vrijdags (3den Kersdag), in St.-Pieterskerk te Turnhout volbracht.
De overwegingen, waarmede de voormelde akte aanvangt, luiden in den oorspronkelijken tekst als volgt:
‘Alsoo twist ende geschil geresen was tusschen wylen Mathys Van Loenhout Jacop Sone, wyins Siele God almachtich genadich en bermhertich zy, ende Meyenbosch (laetste misdadighe, ende dat by den vs. Meyenbosch de voors. Mathys was gebrocht van levenden lyve ter dood, tot seer grooten leetwesen der voors. misdadighe, by tusschen spreke van goede mannen en vrienden, om van voors. feite en nederslach metten moetsoendere en naeste vrienden van voors. Mathys Van Loenhout te maecken eenen waerachtighe godelycken gedurighe peys en soene, nu en tot allen tyde gedurende hadden hun Jacop Van Loenhout vadere van afflyvighen en gerechtich momboir van zyn kinderen, en Govaert Paridaens toesiender en grootvadere van moederswege van de voors. kinderen mitsgaders andere des vs. Mathys Van Loenhout broedere en vrienden en maghen, gekeert en gesubmittert in de eersaeme en voersienighen Jan Van Schaluynen, schepen der vryheyt en Niclaes Broecksche, ende van weghe des vs. Meyenbosch in de eersaeme en voersienighe heer Lucas Laurenty landtdeken vant quartier van Herenthals, en pastoir dezer vryheyt, ende henrick Vanroey, Alias Geldrop, schepen der vs. vryheyt welcke submissie die vs. Arbiters slegtluyden en Keersluyden oyck hebben geaenveerdt, ende vs Jacop Van Loenhout en Govaert Paridaens als representeerende de mindere van jaeren den moetsoende met allen hunne vrienden ende maghen aen deene, en de vs. Meyenbosch in dandere partye, hebben geloeft allen tghene wes by de vs. keerluyden in desen soene en peys sal worden vuytgesproken en vclaert nu en tot eeuwighen daghen te houden gestandich en van weerden, en dat elck heim dnaer sal reguleren op pene van vredebraeck en Soenbraeck, ende alsoo in vcleren en dvuytspraecke van vs. Keersluyders in de manieren naervolgende.’
De verdere inhoud van het stuk vindt men hooger beknoptelijk opgegeven.
|
|