De Vlaamsche School. Jaargang 23
(1877)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 145]
| |
Cornelius Grapheus.Deze letterkundige, Latijnsch dichter, rechtsgeleerde, geschiedschrijver en secretaris der akten te Antwerpen, geboren te Aalst in 1482, is hieronder getrouwelijk afgebeeld, naar een portret dat men bij Foppens aantreft.
Cornelius Grapheus.
Teekening en houtsnede van Ed. Vermorcken. Philip Galle graveerde het op koper. Zijn eigenlijke naam is Cornelis De Schrijver, maar hij is meer gekend onder den Latijnschen naamvorm Scribonius, of den vergriekschten naam Grapheus. Hij zelf schreef: Grapheus, Graphe en zelfs Grapheus Scribonius. Na te Antwerpen zijne studiën te hebben voltrokken, schijnt hij zich metterwoon weer in zijne geboortestad te hebben gevestigd, waar hij in 1515 een huwelijk aanging met Adriana Philips. In 1520 vervulde hij reeds te Antwerpen de bediening van stadssecretaris. ‘Deze werkzame man, zegt Bullart, in den kleinen kring zijner geboortestad niets ziende om zijn grooten geest te bezigen of zijne neiging te voldoen, verliet ze vroegtijdig, om in de colleges den weg te zoeken die leidt tot de verheerlijking..... der letteren. Daar de stad Antwerpen, door hare schoonheid en de beleefdheid harer inwoners, hem een aangenaam verblijf toescheen, richtte hij daar zijne gewone woonst en den handel zijner muze in.’ Te dien tijde drongen de Luthersche denkbeelden in de groote handelsstad door, en Grapheus kon er niet aan wederstaan. Deze afval kostte hem het verlies zijner bediening, welke hem reeds in 1521 werd ontnomen. Op last van Karel V werd hij den 5n Februari 1521 met eenige andere ingezetenen van Antwerpen naar Brussel ontboden en er gevangen gezet. Het jaar nadien, met eenen schoolmeester der Brabantsche hoofdstad overtuigd bevonden van ketterij, werden beide verplicht de dwaling openbaarlijk op de Groote-Markt te Brussel, te herroepen, en Grapheus moest er zelfs eenen door hem geschreven brief in het vuur werpen. Den 6n Mei daaraanvolgende naar Antwerpen teruggebracht, terwijl de keizer er was, ‘so heeft op doxael van de groote kercke wederom syne ketterijen moeten herroepen, ter presentie van d'Inquisiteurs, Meestere A. de Egmundia, Meestere Francisco de Hulst, Raet in Brabant, ende Florens Oom vanden Weygaert, van Hollant; ende van daer wirt Grapheus met de officiers geleyt naer thuys vanden Marcgrave Heer Nicolaus van Lyere, ende wirt aldaer voor altyd gebannen ende te moeten draegen een cleet van voren en achter geteekend.’ De herroeping der dwalingen, door Grapheus gedaan, verzekerde hem eene verzachting der straffe. Eenige jaren nadien werd het den man vergund weer naar Antwerpen te komen, alwaar hij zich voortaan nuttig en bemind maakte. Twee van zijne eerste werken behooren tot het vak van 't onderwijs, zoodat Paquot uit deze omstandigheid de gissing heeft gemaakt, dat Grapheus in den beginne leeraar is geweest, hetzij aan eene openbare school, hetzij ten huize van bijzonderen. Paquot heeft goed gegist; wij lezen immers in 't Antwerpsch Archievenblad, deel vii, blz. 128: Cornelis Grapheus vermocht later naar Antwerpen terug te keeren; in 1536 verklaarde men dat hij verscheidene jaren instrueerde de kinderen van Joris Veseleer, en in 1537 was hij gesworen examinateur van den getuygen te Antwerpen. Drie jaren nadien werd hij op nieuw aangesteld als secretaris dier stad, en bleef nu in deze betrekking werkzaam tot het einde zijns levens; hij overleed te Antwerpen den 19n December 1558. Nauwelijks had hij eenige dichtstukken in 't licht gegeven, of niet alleen zijne stadgenooten, maar ook de geleerdste mannen des lands zwaaiden hem hunnen lof toe. De man had niet enkel eene knappe pen, maar bezat, als mensch, groote verdiensten. Hoe belangrijk het ambt van stadssecretaris te Antwerpen ook was, het belette den dichter niet zich aan zijne geliefkoosde uitspanning over te ge- | |
[pagina 146]
| |
ven, en hij leverde een aanzienlijk getal stukken in proza en rijm. Het zijn vooral laatstgemelde, die hem de vermaardheid verzekerden, hoewel Erasmus, zijn tijdgenoot, er niet hoog mede opliep en, in onze eeuw, Hofman Peerlkamp het gedicht op den brand van O.-L.-Vrouwekerk te Antwerpen sterk beknibbelde. Ook Hoeufft en de Reiffenberg vinden er niets bijzonders in. Men zegt van zijne verzen, dat zij niet slecht gebouwd, maar weleens langdradig en verzwakt zijn door overvloed van kleine bijzonderheden. Ook zijn ze niet vrij te pleiten van gezwollenheid en te zeer gevuld met godenleer. Grapheus was een geleerd man, evenwel meer lofwaardig voor 't geen hij heeft willen doen, dan voor 't gene hij gedaan heeft; ijverig om de degelijke studiën in eere te zien, doch gebrek hebbende aan goede richting en smaak. De terugkeer van Grapheus in den schoot der Roomsche kerk was rechtzinnig geweest. Toen, in 1534, de anabaptisten de stad Munster bezet, de roomschgezinden uitgejaagd en de oude bisschopsstad den naam gegeven hadden van Jerusalem, met eenen koning van Israël (eenen kleermaker van Leiden, Jan Bocholt genaamd), om ze te beheerschen, en deze overal zijne apostelen zond om het zaad der ketterij te verbreiden, vatte Grapheus de pen op en schreef zijn Monstrum Anabaptisticum, rei Christianae pernicies, dat het jaar nadien ter perse werd gelegd. Grapheus' boek over de plichten van den christen vorst en 't magistraat behelst een aantal leerstellingen, strekkende om den godsdienst met de staatkunde te doen hand aan hand gaan. Voormeld stuk op O.-L.-Vrouwekerk, ruim honderd hexameters bevattende, getuigt van des dichters dankgevoel jegens Ladislas van Ursel, burgemeester van Antwerpen, wiens moed en behendigheid, bij den brand gebleken, hij zeer verheft. Toen Karel V langs Frankrijk in de Nederlanden terugkwam, werd Grapheus gelast met het opstellen der redevoering, hem bij zijne intrede t[e] Antwerpen toegestuurd, gelijk het ook zijn opstel was, dat den keizer bij eene tweede dergelijke gelegenheid namens de Antwerpsche gemeente ten welkom werd voorgedragen. Het boek van Grapheus, verschenen in 1550 en voor titel voerende: De seer wonderlijke schoone triumphelycke incomst van den hoogmogenden prince Philips, prince van Spaigniën, Carolides Vijfden Keizers sone, in de stadt van Antwerpen anno 1549, vond zulken ongemeenen bijval, dat de schrijver het genoegen had, het in drie talen te zien verschijnen. 't Is daarin dat hij geen lof genoeg heeft voor het werk zijns geboortestadgenoots, Pieter Coecke (zie onze bladz. 96 over den Antwerpschen Reus Antigonus, alsook de Vlaemsche School 1864, blz. 142). Behalve de eer, die onze dichter inoogstte, door zijne schriften, was hij nog gekend als een volmaakt toonkundige, bovendien zeer welsprekend, de vreemde talen machtig en ervaren in de Grieksche en Latijnsche oudheden, van welke hij eene prachtige verzameling aanlegde. Ook is er geschreven, dat hij Plantyn zijne boeken liet binden en later zijnen bijstand verleende om hem eenen kleinen boekwinkel te helpen oprichten in de Roos, bij de Augustijnenkerk, in de Kammerstraat, te Antwerpen. Cornelis Grapheus verloor zijne echtgenoote den 17n Augustus 1566, en volgde haar in 't graf twee jaren nadien, oud 76 jaren. In de Antwerpsche hoofdkerk werd er ter zijner nagedachtenis een marmeren gedenkteeken opgericht, tegenover het altaar der Kolveniers-gilde, dat, volgens Paquot, met zijn portret was versierd. Wij laten hier zijn wapenschild volgen dat zijnen grafsteen versierde en waarvoor hij zelf het opschrift schijnt te hebben vervaardigd. In het 6e deel der Geschiedenis der stad Aalst door F. De Potter en J. Broeckaert,Ga naar voetnoot(1) treft men de volledige lijst der werken van Cornelis Grapheus of de Schrijver aan. 't Is aan de voormelde Geschiedenis dat wij de meeste hierboven aangehaalde bijzonderheden ontleenden. V. De vriendschap openbaart zich op verschillende wijzen, al naar gelang van tijd en omstandigheden. George Sand. |
|