De Vlaamsche School. Jaargang 23
(1877)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijLeonardo da Vinci's laatste avondmaal.Ga naar voetnoot1Aan de brieven van mevrouw Beecher Stowe, door J.H. Van Lennep, in 1860, aan het Nederlandsch Magazijn medegedeeld, ontleenen wij den volgende:
Milaan, October 1859. ‘Het eerst, na den wensch ter bezichtiging van de hoofdkerk te Milaan, komt de gedachte op aan de beroemde muurschilderij van Leonardo da Vinci, zijn Laatste Avondmaal. Eerst aarzelden wij ze te gaan zien. Men had ons verhaald, dat ze van zijn werk slechts de bouwval was, - dat tijd, vochtigheid, verwaarloozing en het kladpenseel van domme oplappers geen spoor van het prachtige origineel hadden overgelaten; wij dachten dus beter te doen ons tevreden te houden met de goede gravures, die men overal zien kan. Maar de ondernemingsgeest verkreeg ten laatste de overhand, en wij voegden ons bij een gezelschap, dat een rijtuig genomen had om zich naar het klooster van Santa Maria della Grazia te begeven, waar alles, wat van het schilderstuk nog overig is gebleven, aanschouwd wordt. De eerste blik op het fresco deed ons blijde zijn, dat wij gekomen waren. Dit stuk heeft, zelfs in zijne bouwvallen, iets zoo treffends en indrukwekkends, dat het de stem tot fluisteren sust en het oog boeit met eene onweerstaanbare macht. Het minst geschondene gedeelte - het gedeelte, dat den toeschouwer het meest aangrijpt, en hem het meest verheven en aandoenlijk voorkomt - is juist dat, waarvan geene navolging, geene afbeelding ons het minste denkbeeld geeft: het hoofd van onzen Zaligmaker. Het is vreemd, dat, zonder uitzondering, allen, die deze schilderij hebben gecopiëerd, in dit gedeelte zoo gansch en al zijn te kort geschoten, dat men met een oogopslag ontwaart, dat hier iets gevonden wordt, dat men zich nooit vroeger had kunnen voorstellen. De invloed van tijd en vochtigheid hebben in zooverre daarop gewerkt, dat men zich verbeeldt het te zien door een nevelachtigen sluier; maar in weerwil van die onduidelijkheid, wordt onze verbeelding getroffen door eene voorstelling van zulk eene majesteit en zulk eene genade, als geen aangezicht, behalve dat van Christus, ooit in zich vereenigde. Het bovenste van het gelaat, het voorhoofd en de nedergeslagene oogen zijn bijna onbeschadigd, maar in deze deelen is zóóveel uitdrukking, dat men in zijnen geest aan het peinzen gaat, wat het eigenlijk is, dat zoo treft? Wij hebben neergeslagene oogen gezien, waarvan het ooglid, verre van zwaar of slaperig te schijnen, ons een sluier toescheen, over een tal van diepzinnige geheimen neergehangen. Zulke nedergeslagene oogen hebben wij gezien in de beelden van heiligen, waar het half gesloten oog van christen heldendaden getuigde. Eveneens is het, wanneer men naar deze oogen ziet: zij brengen bij ieder eene wonderbare ontroering te weeg, als verhult hen een sluier, neergevallen over den glans van het heilige der heiligen, eene gordijn, waarachter het licht der godheid schittert. De mond is bijna uitgewischt, en het heerlijke beeld is gelijk iets, dat zich in damp oplost. Maar wellicht is het juist de onvolmaaktheid, dat ontbreken van bepaalde grenzen en een doorgaanden omtrek, welke aan dit fragment eene grootere kracht geeft, dan het misschien hebben zou in ongeschonden staat. De indruk die dit bezoek naliet, was somber en droevig. Het had veel weg van dat gevoel hetwelk men ondervindt in eene kamer, waarin het stoffelijk overschot toeft van den een of anderen edelen en voornamen man, die men nu niet meer zien zal op aarde. Dat eene groote, verhevene schilderij van den grootsten schilder en van een der grootste mannen, die ooit geleefd hebben, van de aarde zal moeten vergaan, schijnt eene ernstige en sombere les. Men ziet de keurige volmaaktheid van Leonardo's werk in de kleine schilderstukken van zijne hand, welke in de verschillende kunstverzamelingen verspreid zijn; maar hier aanschouwden wij de schilderij, die zoolang zij ongeschonden was, de verhevenste breedte en uitvoerigheid van teekening aan de fijnste keurigheid van bewerking voegde - die de bevalligheden van kleur en behandeling aan de hoogste uitdrukking van edel en godsdienstig gevoel paarde en die schilderij, verbleekt en geschonden, zal weldra niet meer gezien worden! Geene bestaande afbeelding geeft in het minst een denkbeeld van hare hoogere eigenaardigheden in de uitdrukking. Uit gravuren zijn wij wellicht in staat over de schoonheid van het algemeene ontwerp, over het perspectief, over de algemeene schakering van licht en duisternis en de edele vescheidenheid der koppen, elk zoo passende voor den voorgestelden persoon, een oordeel te vormen - maar de middelste figuur, waarover, naar men ons verhaalde, Leonardo lang heeft gemijmerd, en die hij met zulke eerbiedige hand heeft aangeraakt, omdat zijne denkbeelden zoo waren doortrokken van godstienstig ontzag - die zal men nooit terugzien, wanneer het luttele, dat nog overblijft van dit prachtige fresco, geheel verbleekt zal zijn. Dit was het eenige werk, dat in staat was eene volkomene uitdrukking te geven van Leonardo da Vinci - een man, zoo uitstekend begaafd, dat Italië het recht heeft trotsch te zijn, dat het zich hem mag toerekenen als schilder, bouwmeester, meetkunstenaar, staatsman en poëet; en dit schilderstuk is het altaar, waarop hij zijn verheven genie neerleidde aan de voeten van zijn Verlosser. Die nedergeslagene oogen waren voor hem als het omsluierde altaar, waarvoor hij zich ter aanbidding nederwierp. Hoe | |
[pagina 143]
| |
verschillend is de geest zijner behandeling van een zoodanig onderwerp van die der kleurenrijke Venetiaansche meesters, Titiaan. Paul Veronese, of iemand van hen, die een Laatste Avondmaal of eene Bruiloft te Kana op het doek brachten, en kleederen, edelgesteenten en vaatwerk zoo warm wisten weder te geven - die stoffen en costumen schilderen, geheel onberispelijk, maar den eersten alledaagschen kop, dien zij toevallig ontmoetten, den besten, voor dien van Christus namen of voor dien van een zijner apostelen. In deze Venetianen hebt gij de poëzy der stoffaadje - een fraai ding in zijne soort - hebt gij de breede, lustige, gemakkelijke levenswijze van eene schitterende, hooge, weelderige eeuw; maar hier, in dit schilderstuk, de waardigheid, majesteit en godsdienstigen ernst, welke het waarachtig ideaal zijn der gewijde schilderkunst. Onder verschillende teekeningen van Leonardo da Vinci vindt men in het paleis Brera te Milaan eene schets in krijt, die men zegt, dat zijn eerste denkbeeld bevat voor den kop op zijne muurschilderij. Het is eene zeer treffende schets van een neergeslagen, beminnelijk gelaat, maar het mist de eigenaardige majesteit van houding en uitdrukking, welke men in het fresco waarneemt. Ook heeft men - zoowel daar als in de Ambrosiaansche boekerij - vele teekeningen van zijne hand, die eene soort van wilden, weelderigen, grilligen rijkdom van geest te kennen geven, zich vermeidende in al, van welken aard ook, wat het penseel slechts te voorschijn kan brengen, en zich uitstrekkende van het ongerijmdste en zonderlingste tot aan het hoogste en ernstigste. Onder anderen vindt men daar zijn eigen profiel in rood krijt, eene schets die der aandacht overwaardig is. In dezelfde kamer van het paleis Brera treft men, met de krijtschets van da Vinci, het Huwelijk der Maagd aan, door Rafaël. Dit is een zijner eerste schilderstukken, 't geen ons verbaasde door eene frischheid en helderheid van coloriet, alsof het van gisteren ware. Nauwelijks konden wij gelooven, dat dit de wezenlijke antieke schilderij was. De volmaakte juistheid der omtrekken scheen ons eene les toe voor kunstenaars, om, zoo zij ooit wenschen met bevalligheid achteloos te leeren zijn, eerst te beginnen met streng nauwkeurig te wezen en nauwgezet. Men kon gemakkelijk bespeuren, dat de hand, die in staat was deze schilderij zoo zuiver en duidelijk te voorschijn te brengen, en deze gelaatstrekken met zoo keurige zorg te behandelen, zich in later tijd eene zekerheid en stoutheid zoude kunnen meester maken, die haar vergunnen zou te spelen met een vloeienden omtrek - even als een bevallig schrift zich ontwikkelt uit eene eenigszins stijve en onberispelijke copiëerhand. H.B.S.’ |
|