te worden, drong hij 300 mijlen verder zuidwaarts door dan eenig ander zeevaarder, toen een geduchte ijsmuur elken voortgang belettede. Vermits het reeds in het laatst van September was, besloot hij in eene kleine baai, die hij den naam van Felix-Harbour gaf, te overwinteren. Het bezoek van eenige Eskimo's, die zich in het begin van 1830 in de nabuurschap kwamen vestigen, gaf eene aangename verstrooiing aan de bemanning van de Victory. Zij verschaften de Engelschen versche levensmiddelen en warme kleederen. Ook verstrekten zij den kapitein Ross tot gidsen op vier belangrijke tochten, waarvan een naar de magnetische Noordpool leidde, waar hij het voorrecht had het eerst de Engelsche vlag te planten.
Hij schrijft over den tocht derwaarts: ‘Alles deed ons hopen tot de oplossing van dit groote vraagstuk te zullen geraken. Onze voorgangers hadden wel ramende berekeningen voor de ligging van de pool gemaakt, doch deze niet met juistheid kunnen bepalen. Onderzoekingen op andere naderbijgelegen oorden waren er noodig om dit zoo zeer verlangde en bijna geheimzinnig punt te ontdekken. De zeevaarder moest zijne magneetnaald dààr plaatsen, waar geene afwijking van de loodlijn bespeurd werd en hij de overtuiging verkreeg, dat de magnetische pool tusschen zijn voet en het centrum der aarde was. Onze positie bood ons daartoe de meest gewenschte gesteldheid. Wij waren dichter bij de pool dan iemand ooit geweest was, en bezaten de vereischte reismiddelen, welke onze voorgangers misten.
Volgens de tot dus ver gedane onderzoekingen giste men dat de pool zich op 70o Noorderbreedte en 98o 30′ Westerlengte bevond. In de hoop, tijdens de lente, gelukkiger te zullen slagen, had ik gedurende den winter eene reeks van magnetische waarnemingen gedaan en de ligging der pool zoo juist mogelijk verkregen, terwijl de helling van de magneetnaald, op de plaats waar ik mij bevond, 89o overschreed. Deze waarnemingen staakten eerst bij het verlaten van het schip.
Ik nam vijf flinke matrozen meè, wier lichamen tegen de vermoeienissen der reis bestand schenen. Op den eersten dag liet de luchtgesteldheid niet toe magnetische waarnemingen te doen; eerst den volgenden morgen was ik daartoe in staat. Ik ontdekte toen dat de magnetische inclinatie 89o 41′ Noordwaarts geklommen was en de Noordelijke punt van de horizontale magneetnaald zich ten Noorden 57o Westwaarts richtte. Dus kon ik de door ons te nemen richting met zekerheid bepalen en den afstand van het doel onzer reis ramen. Wij bevonden ons toen op 69o 34′ 45″ breedte, en 94o 54′ 23″ lengte.
Na ongeveer 25 mijlen in gelijke rechte richting afgelegd te hebben, hielden wij den 31n Mei te 8 uur 's morgens halt. Wij bevonden ons toen, naar mijne berekening, op 14 mijlen afstand van de pool. Mijne haastigheid veroorloofde geen de minste vertraging. Ik besloot een groot gedeelte van onze levensmiddelen achter te laten. Aldus verlicht, hervatteden wij onzen marsch en bereikten in den morgen van den 1n Juni het oord, waarnaar wij zoo vurig verlangden.
Onze geestdrift over het volbrengen van eene taak, door een aantal Noordpoolreizigers te vergeefs beproefd, was zoo groot, dat wij niet wisten op welke wijze dien gelukkigen uitslag te vieren. Wij wenschten de noodige krachten en materialen te bezitten voor de oprichting van een reusachtig gedenkteeken op de plek, welke door de natuur niet gekenteekend was geworden. Intusschen begonnen wij onmiddellijk met onze waarnemingen. Zoodra wij ons onderzoek bekroond zagen, richtten wij een heuvel van kalksteenen op, welke op het strand lagen, en namen bezit van de Noordpool in naam van Groot-Brittannië en Zijne Majesteit Willem IV.
De plek onzer waarneming lag op 70o 5′ 17″ breedte, 96o 46′ 45″ lengte. De naaldhelling bedroeg 89o 59′, dat is op eene minuut van den verticalen stand. De nabijheid der pool, misschien zelfs de plek harer juiste ligging dààr waar wij ons bevonden, werd bevestigd door de volslagen werkeloosheid der door mij medegebrachte horizontale magneetnaalden. Nog moet ik hier van een ander belangrijk feit gewagen. Professor Barlow had, gedurende onzen tocht, alle kromme en gelijk afwisselende lijnen op eenige graden tot bij haar vereenigingspunt getrokken. Bij onze terugkomst in Engeland ontwaarden wij met genoegen, dat de door ons aangeduide plek het centraal vereenigingspunt dezer lijnen was.
Het werd tijd de terugreis naar de bewaarplaats onzer levensmiddelen te nemen, want de medegevoerde voorraad was verbruikt. Wij vreesden dat hongerige beren of de nog vraatzieker Eskimo's het depot, waarop al onze hoop gevestigd was, zouden ontdekt hebben. Wij kwamen er 's morgens, en vonden gelukkiglijk alles aanwezig. Den 9n Juni bereikten wij de kaap Isabella, en den 11n eene plek waar ingsgelijks, volgens afspraak, levensmiddelen voor ons neergelegd waren. Naar onze berekening konden wij den volgenden dag het schip bereiken, en wij brandden van verlangen om den voorspoedigen uitslag aan onze kameraden mede te deelen; doch de wind en eene heftige sneeuwbui noodzaakten ons nog eenmaal te kampeeren. Eindelijk verzwakte de wind en hield de sneeuwbui op; moedig trokken wij weder voorwaarts en bereikten de Victory, na eene afwezigheid van acht en twintig dagen, door en door vermoeid, maar toch gezond.’
Den 19n October 1833 stapte Ross te Londen aan wal. Zijne reis had vier jaren geduurd en is een der vermaardste Noordpooltochten. Op een gehoor bij den koning toegelaten, bood hij Zijne Majesteit de vlag aan, die hij op het magnetisch aspunt van den aardbol ontplooid had, werd tot ridder baronet benoemd en met de Bathorde versierd. Te gelijker tijd schonk de Kamer der Gemeenten hem eene belooning van 5000 pond sterling, en verschillende buitenlandsche regeeringen boden hem andere vereerende onderscheidingen aan.
Ziedaar een kort verslag van de belangrijke ontdekking van John Ross, waardoor het ons duidelijk wordt dat men de pool levend zal kunnen bereiken. Schoon de polen der aarde en de magnetische polen niet samenvallen, mocht hij er op bogen zich in de nabijheid van 's aardrijks aspunt te bevinden. De vermoeidheid der manschappen laat zich licht verklaren, want acht en twintig dagen lang onder de opene lucht in de barre Noordpoolstreken moet zeer afmattend zijn, te meer daar zij vier bange en vervelend lange jaren in die gure gewesten doorbrachten, waarvan Tollens in zijne Overwintering der Hollanders op Nova-Zembla, getuigt: