dat was reeds een paar keeren gebeurd, maar toen had haar vader het niet gezien, en juist heden, den dag voor Paschen, waarop Antoon voor acht dagen afscheid genomen had, daar hij gedurende dien tijd geen brood behoefde te brengen, - juist heden had zij hare hand langer laten vasthouden dan anders. Toen haar vader haar dus bij de hand greep, ging haar als een mes door het hart.
- Is moeder weer niet wel? vroeg zij eindelijk, daar haar vader haar nog altijd bij de hand hield en glimlachte.
- Zij is alweer wat beter, antwoordde de kleermaker; maar dat is het niet dat ik u zeggen wil.
Taubele's hart klopte hoorbaar - zij was verraden.
- Ik heb u iets te verzoeken, dus ging hij voort, gij moet mij eenen dienst bewijzen.
Taubele ademde weder vrij, hare zwarte oogen, die eerst angstig en vragend op haren vader gevestigd waren, blonken weder van schalkachtigheid en vriendelijkheid.
- Wat verlangt gij, vaderlief? vroeg zij zachtjes, daar Abraham ook fluisterend gesproken had, en het slimme meisje sloeg met een betooverenden blik haren arm om den hals haars vaders.
- Moeder wil weder geld hebben, hernam Abraham nog zachter en kuste de geliefde dochter op het effene voorhoofd; ik wilde naar den graaf gaan, die mij nooit zijne hulp heeft geweigerd, maar ik kan heden zoo moeielijk van huis, en de hand van zijne dochter vattende, voegde hij er nog weemoediger en toch half schertsend bij: ik kan niet uitgaan, want ik heb gisteren mijnen frak in den berg gezet, om heden de huishuur te kunnen betalen.
Taubele omhelsde haren vader, en een traan van diep medelijden vloeide lang hare wang en bleef in een kuiltje hangen als eene parel in hare schelp.
- Gij waart onlangs bij den graaf, vervolgde eindelijk de kleermaker, en hij heeft u toen een fraai stuk geld medegegeven. Wilt gij er nu nog eens naar toe gaan?
Taubele vouwde ontsteld hare handen en zag sprakeloos voor zich neder.
- Gelooft gij dat ook niet? vroeg zoo bedaard mogelijk de kleermaker, die inwendig ontevreden was over de verlegenheid, welke, gelijk hij bespeurde, zijn verzoek bij het meisje teweeggebracht had.
- Vader, zeide Taubele met een angstige bevende stem, ik kan niet!
Abraham zag verrast zijne dochter aan. Menig geheim, dat hij voor zijne vrouw verzweeg, deelde hij haar mede; hunne verhouding tot elkander was niet gelijk aan die, in welke gewoonlijk een vader tot zijn kind staat; het was eer die liefderijke, vertrouwelijke betrekking, welke bestaat tusschen vriend en vriendin.
- Toen ik laatst bij den graaf was, zoo begon na een kort stilzwijgen het meisje eindelijk, en toen hij mij met vriendelijke groeten het tweeguldenstuk voor u gaf, ijlde ik vol vreugde de trappen af, om u spoedig de blijde boodschap te kunnen brengen. In het voorhuis van het kasteel kwam de kamerdienaar Janko mij te gemoet, en vroeg mij, waarom ik zulke haast maakte? Ik zag dien man toen voor het eerst, en zijn valsche blik was zoo scherp op mij gevestigd, zijn uitgedroogd gelaat kwam mij zoo schurkachtig voor, dat ik bij dat gezicht mijne tegenwoordigheid van geest verloor en stamelend antwoordde, dat ik naar huis moest. Ik had den moed niet om er nog een woord bij te voegen, of om den leelijken kerel nog te bezien; ik keerde mij dus om en wilde het kasteel ten spoedigste verlaten. Nauwelijks had ik een paar schreden gedaan, of de ellendeling vatte mij van achteren aan en drukte mijne armen stevig tegen zijn lijf. Toen ik luid om hulp wilde roepen, hield hij mij de hand op den mond, wilde mij omhelzen en in zijne kamer sleuren, die in den gang uitkomt.
Abraham luisterde met ingehouden adem naar het verhaal zijner dochter; zijn gelaat was bleek, zijne oogen hingen als het ware aan de lippen van het meisje.
Thans, daar Taubele even ophield, vroeg hij met bevende stem:
- En wat gebeurde er toen?
Een blos klom op de wangen van de maagd, zij sloeg hare oogen neder en zeide:
- God weet wat er gebeurd zou zijn, wanneer Hij mij niet een engel, een redder gezonden had.
- En wie was uw redder?
- Antoon.
- De bakkersgast? vroeg de vader verrast.
- De bakkersgast Antoon, herhaalde Taubele en zij waagde het nog niet de oogen op te slaan.
- Maar het is immers vier weken geleden, sedert gij bij den graaf waert, dus begon de kleermaker weder, en zoo lang kunt gij iets voor mij verbolgen houden!
- Ik vreesde u te zullen bedroeven, zeide Taubele, kuste haren vader en was blijde dat zij onder deze liefkozing een geheim kon bewaren, dat haar heilig was en dat zij voor geenen prijs, zelfs niet aan haren vader, aan haren dierbaren en boven alles beminden vader, zou hebben willen verraden.
- Wie zal mij nu helpen? zeide Abraham, na eenige oogenblikken peinzens; ik ga heden nog tot den graaf en verhaal hem alles, opdat hij den ellendeling.....
- Zeg hem heden liever niets! hernam Taubele; Janko staat hoog bij hem in gunst en zou u kunnen nadeel doen.
- Ik denk aan geen voor- of nadeel! De onbeschaamde schelm, die u zoo heeft durven beleedigen, moet gestraft worden!
- Hij zal wel gestraft worden! zeide de dochter; spreek er heden nog niet over en breng liever geld voor moeder mede.
- Maar ik heb niets om aan te trekken, zeide de vader lachend.
- Neem den frak van onzen huisheer, zeide Taubele lachend.
- Hij is nog niet half klaar!
- Welnu, dan zal ik u helpen om hem af te maken.
En het lieve meisje nam draad en naald uit haar werkdoosje, en begon zingend de losse stukken van den frak samen te driegen.
- Maar als Adler eens wil uitgaan, terwijl ik niet te huis ben? vroeg de kleermaker bezorgd.
- Hij gaat 's voormiddags nooit uit, antwoordde het meisje met naaien voortgaande.