De Vlaamsche School. Jaargang 22
(1876)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 189]
| |
De schilder P.-J. Verhaghen, zijn leven en zijne werken, door Ed. van Even.
| |
[pagina 190]
| |
der het volk verspreid te worden. Dergelijke levensbeschrijvingen zijn zeker nuttiger voor de volksbeschaving dan die zoutelooze ingebeelde verhalen en novellen, die dikwijls maar weinig om het lijf hebben, waarmede men onze volksbibliotheken aanvult. Het spijt ons derhalve op de keerzijde van het eerste blad te lezen dat het boek slechts op 100 exemplaren werd getrokken. Verhaghen, met edele gevoelens bezield, steeds gehecht aan godsdienst en vaderland, getrouw aan zijne huiselijke plichten, eenvoudig en oprecht van inborst, standvastig in de eens aangeknoopte vriendschapsbetrekkingen, dankbaar ook voor zijne leermeesters, weldoeners en beschermers, komt ons voor als een toonbeeld van die brave burgers van den ouden, Vlaamschen stempel, die, door taaien arbeid en noeste vlijt, hunne natuurlijke begaafdheden al de vruchten deden dragen, waarvoor zij vatbaar waren. De lijst, schoon onvolledig, van Verhaghen's schilderstukken, door den heer Van Even opgemaakt, levert het bewijs van zijne onverpoosde werkzaamheid. De bijzonderheden van de reis des kunstenaars aan zijne brieven ontleend, geven aan het verhaal eene aantrekkelijkheid die den lezer boeit, en de eentonigheid van een schildersleven door eene aangename afwisseling wegneemt. Heeft de kritiek niets af te wijzen op het werk van den heer Van Even? Ja toch. In de eerste bladzijden schijnt hij ons al te veel wierook te branden voor den gevierden kunstenaar. Verhaghen's voortbrengselen hebben ongetwijfeld onbetwistbare verdiensten, maar hem ophemelen in bewoordingen die in eene levensbeschrijving van de grootste vorsten onzer kunstschool niet van onpas zouden wezen, dat gaat de schreef eener gematigde beoordeeling te buiten (Z. Voorwoord). Later echter is de schrijver gematigder, en dan ook meer waar in het onderzoek van de behandeling en de werken van den kunstenaar. De stipte waarheid is in deze woorden vervat: ‘Verhaghen, met zijne talrijke voortbrengselen, zijne vindingrijke samenstellingen, zijne krachtige penseelbehandeling en zijn eigenaardig koloriet, is waardig de aandacht te vestigen van al wie in de geschiedenis der kunst in ons land belang stelt. Vast is hij een schilder uit een tijdvak van verval in de kunst. Daarvan getuigen vele zijner werken. Toen hij leiding behoefde vond hij niemand om hem den goeden weg aan te duiden. Het ontbreekt zijnen personages aan onderscheiding, aan adel, aan verheffing. Maar men ziet in zijne gewrochten dat hij de goede overleveringen der oude school had teruggevonden. Hij ging van een goed beginsel uit, en werd een behendig werkman in de kunst. Hij wist het penseel met kracht en zekerheid te behandelen. Zijne ruime doeken zijn vol gloed en leven; zij getuigen van gemakkelijke vinding en hooge verbeeldingskracht (bl. 6).’ - Verder ontmoeten wij eenige onnauwkeurigheden van minder aanbelang. Zoo is er bij voorbeeld op blz. 128 spraak van eene schilderij vertoonende: de zeven zaligheden. Zonder twijfel moet men lezen: acht zaligheden. Doch laten wij niet stil blijven bij dergelijke kleinigheden. Op blz. 77 moet er ook eene lichte dwaling in de datums zijn. Danoot schrijft den 23n November aan vrouw Verhaghen dat hij eenen brief heeft ontvangen ‘gedateerd uit Roomen, den 28en November.’ Zou hier geene drukfeil zijn? Wij verhopen dat de heer Van Even eene nieuwe uitgaaf van zijne levensbeschrijving zal bewerken, en alzoo aan eenen ruimeren kring van lezers de gelegenheid verschaffen om met het edel toonbeeld van den oprecht Vlaamschen schilder kennis te maken. Werd deze hoop verwezenlijkt, dan zouden wij ook verlangen het boek in eenige hoofdstukken verdeeld te zien. Gepaste verdeelingen, door de verschillige tijdvakken van het leven des schilders natuurlijk aangewezen, zouden den lezer hier en daar een rustpunt geven, en de verscheidene stoffen en gebeurtenissen beter afteekenen. F.W. |
|