De Vlaamsche School. Jaargang 22(1876)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De zwaluwen. Vernietig toch nimmer het nest, Dat, onder uw dak of uw venster, Door vogelkens lief werd gemetst, Zoo mollig gereed voor hun jongen. Het spreeKt u van kommer en vlijt, Van lijden, en zorgen, en liefde. Gedenk wat een moeder toch lijdt, Wier kroost door de dood wordt ontstolen. Een prachtig, een vorstlijk kasteel, Bewoond door een wreeden verdrukker, Verhief zijne spits en kanteel, Niet ver van de Maas hare boorden... [pagina 178] [p. 178] Een huisje stond dicht bij dit hof, Vast tegen de rotsen gemetseld; De huisraad was schamel en grof, Toch zindelijk rein, hoewel karig. De zwaluw had eens met haar nest Van tedere, piepende jongen, Zich tegen de muren gevest, Van 't prachtig gebouw van den wreedaard. Hij rukte met eigene hand Het nest van den muur en ten gronde; Verpletterde verder het pand Der liefde van 't zwaluwenkoppel. Het oudste der kleinen, nochtans, Reeds beter gewiekt dan de jongsten, Ontsnapte aan de wreedheid diens mans, En vloog naar het schamele huisken. Gevoed en gekoesterd aldaar, Verliet het die streek in den winter; Doch bouwde er het volgende jaar Een nestje, voor wijfken en jongen. Nu heerschen in 't trotsche gevaart Slechts onheil en ramp en ellende; Maar welvaart aan vrede zich paart In 't vroeger zoo schamele huisken, Waar de ouders genieten den troost Van liefdrijke en deugdzame kinders... De wreedaard verloor al zijn kroost; Zijn gâ kwam de dood hem ontrooven. Vernietig dus nimmer het nest, Dat, onder uw dak of uw venster, Door vogelkens lief werd gemetst, Zoo mollig gereed voor hun jongen. Want God, die de vogelen voedt, En 't minst der geschapene diertjes Voor nood en gebrek steeds behoedt, Straft dikwijls die wreedheid der menschen. Antwerpen. Alex. Stoops. Vorige Volgende