Dinsdag, 29 Augustus.
In de eerste afdeeling handelde de heer de Beer (Goes) over de kritiek en de aanbeveling van letterkundige werken in nieuwsbladen. Spreker vond hierin veel af te keuren en beweerde namelijk dat de dagbladpers, om zoo te zeggen zonder eenige uitzondering, de kunst en de letterkunde geheel opoffert aan de staatkunde. Als sprekers over deze aangelegenheid kwamen nog aan de beurt de heeren d'Ablaing van Giessenburg, dr. Wihl, N. Beets, Van Lee, Ising, Conradi en dr. J. Ten Brink, welke laatste in bedenking gaf een schrijversgenootschap te stichten, ongeveer op denzelfden voet als de Parijsche Société des gens de lettres. Dr. Van Vlotens voordracht over gebruik en misbruik der aesthetiek op letterkundig gebied, leidde tot eene belangrijke gedachtenwisseling, waaraan werd deelgenomen door de heeren Conradi, dr. Oppenheim, enz. De heer S.A. Torfs (Leuven) betoogde dat de regels der aanvoegende wijze (subjunctif) in onze spraakleeren niet met voldoende nauwkeurigheid en volledigheid zijn opgegeven en dat het aanwenden dezer wijze door onze schrijvers te zeer verwaarloosd wordt. Sprekers: de heeren dr. de Jager, Beets, de Beer. dr. Heremans.
Tweede afdeeling: de heer E. van Even (Leuven) hield eene geschiedkundige toelichting op de wegvoering uit de Leuvensche hoogeschool, in 1568, van den graaf van Buren, terwijl de heer L.M.N. Dercksen (Leiden) eene schets gaf van het verblijf van prins Philip Willem van Oranje aan het hof van Albertus en Isabella te Brussel in 1600. - De heer A. Vorsterman van Oyen handelde over genealogie en heraldiek, als hulpbronnen bij het beoefenen van de geschiedenis, nopens welk een en ander ook de heeren baron d'Ablaing van Giessenburg en Van Raven in beschouwingen traden.
De 3e afdeeling hield geene zitting.
In de 4e afdeeling werd de bespreking voortgezet over het onderwerp dat de heer de Taye den vorigen dag had ingeleid en werd beslist aan de algemeene vergadering voor te stellen, dat het algemeen bureel aan België's minister van binnenlandsche zaken zou verzoeken, alle mogelijke middelen werkstellig te maken om de inrichting van museums van oudheden te bevorderen, vooral in kleinere steden, en het teekenonderwijs in de lagere scholen verplichtend te maken.
De algemeene vergadering besteedde hare gansche zitting aan de behandeling van een voorstel, ontwikkeld door den heer A. Cornette (Antwerpen), strekkende tot het vormen eener nieuwe congresafdeeling, wier taak hoofdzakelijk de ‘stoffelijke belangen’ van Holland en België ten doel hebben zou: handelsbetrekkingen, handelsverdragen, handelsstaatkunde, gemeenschapswegen, posterijen, eenheid van munten, maten en gewichten enz. Nadat het woord gevoerd was door de heeren Franquinet, Aug. Michiels, de Jonge van Ellemeet, Levy, Van Vloten, Pijls, Drossaart, enz., werd het voorstel in handen gegeven van eene commissie, bestaande uit de heeren Cornette, de Jonge van Ellemeet, Levy, Van Vloten, Pijls, Franquinet, Michiels en Drossaart. Hiermede liep de zitting af, die vereerd was met de tegenwoordigheid van den Nederlandschen gezant te Brussel, baron Gericke van Herwijnen.
Des avonds, ten 8 ure, gaf het orkest van den Muntschouwburg een concert in het Park, onder de leiding van den heer Joseph Dupont. De opkomst was zeer druk. Onder andere werden stukken uitgevoerd van H. Waelput, Willem De Mol, G. Huberti, J. Van den Eeden, Ed. Lassen, Peter Benoit, Stadtfelt, A. Gevaert, K. Hanssens en J. Dupont. De muzikanten werden verdiend toegejuicht.
(Wordt voortgezet.)