De Vlaamsche School. Jaargang 22(1876)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De krekel en de mier. (Proeve eener vertaling der Fables de la Fontaine.) De krekel die te zingen lag Gansch den zomerdag, Vond zich deerlijk afgevangen Als de winter ging zijn gangen: Want nu had het zingend dier Niet een vliegje, niet een zier! Hij riep hongersnood, ging binnen Bij de miere, zijn vriendinne, en Smeekte haar hem bij te staan, Met te leenen eenig graan, Tot het nieuwe jaargetijde: ‘'k Geef u weer,’ sprak hij ter zijde, ‘Voor half oogst, mijn woord van dier, ‘Rent en kapitaal, o mier!’ Mieren houden van geen leenen, Zulks is 't minste van hun deer; ‘Wat deedt ge met 't schoone weer?’ Sprak de leenster. Hij, met eenen: ‘'k Zong, ik, 't moge u niet mishagen, Dag en nacht voor alle man.’ ‘Zongt gij? 'k Zou niet beter vragen, ‘Wel! trek op, en dans nu dan! Lichtaart. Dr. B. de Bie. Vorige Volgende