worden, en dat alleen de bijzonderste aandrijvers van den opstand rechtmatig zouden gestraft worden. Geheel Brussel kwam in opschudding bij deze tijding, en in den avond van den 22n werd er ten stadhuize eene beraadslaging gehouden door de oversten der burgerwacht en de officiers der wijken. Er werd een adres opgesteld om den prins te verzoeken den optocht zijns legers op te schorsen tot dat de Staten-Generaal, in buitengewone zitting in den Haag bijeengeroepen, hun antwoord zouden hebben gegeven op de vraag van scheiding die hun was voorgelegd. Ducpetiaux, met deze zending belast, vertrok, met eenen anderen jongeling, met name Evrard, ten 11 ure 's avonds naar het algemeen kwartier des legers, te Vilvoorde. Doch prins Frederik weigerde de zendelingen - of de muiters, zooals hij hen noemde, - te zien, deed hen aanhouden en sterk gekneveld naar de kasematten van Antwerpen overvoeren. Twee dagen later werd den gevangenen aangekondigd dat zij door den krijgsraad veroordeeld waren om doorschoten te worden. Achttien dagen lang verkeerden zij in de bangste onzekerheid, zonder eenig nieuws van buiten. Gedurende het gevecht der Septemberdagen, werden door het bevel der militaire overheid te Antwerpen de klokken geluid om te doen gelooven dat het Hollandsche leger te Brussel de overwinning had behaald; het gelui der klokken, de gedachte dat zijne vrienden en strijdmakkers de schrikkelijkheden des oorlogs hadden te verduren gehad, het vooruitzicht des doods verscheurden het hart van Ducpetiaux en veroorzaakten hem een onzeggelijk lijden. In die schrikkelijke kasematten, zegde hij later, heb ik mijne grijze haren gewonnen.
Nuttelooze pogingen werden erbij prins Frederik aangewend om, door eene rechtmatige uitwisseling van krijgsgevangenen, Ducpetiaux uit den kerker te verlossen; maar nauwelijks was de prins van Oranje, tijdens het vertrek van Frederik naar den Haag, voorloopig met het bestuur des legers belast, of hij schonk Ducpetiaux en zijne makkers de vrijheid weder, doch onder voorwaarde van zich op de eerste aanvraag op nieuw gevangen te geven. Den 11 October kwamen zij in Brussel aan en werden met vreugde en toejuiching door hunne vrienden en strijdbroeders ontvangen.
Twee dagen later keerde Ducpetiaux naar Antwerpen weder om nogmaals over de uitwisseling der krijgsgevangenen te onderhandelen; doch zijne zending bleef vruchteloos, ten gevolge der stijfhoofdigheid van prins Frederik, die het bestuur des legers had hervat.
De strijd begon op nieuw. Ducpetiaux sloot zich aan bij het korps der moedige vrijwilligers die het Hollandsche leger naar Antwerpen deden afzakken en ook deze plaats ontruimen. Hij trad de stad binnen, waar hij weinige dagen te voren met eenen zekeren dood voor oogen zat, den 27 October, omstreeks 4 ure 's avonds, op het oogenblik dat generaal Chassé een regen van lood en vuur over de stad begon te werpen.
De wapenstilstand, die geteekend werd, gaf aan Ducpetiaux de gelegenheid om een weinig uit te rusten van de werkzaamheden waaraan hij zich sedert vierjaren had toegewijd. Den 29 November werd hij door het voorloopig bestuur algemeene opziener over de gevangenissen en liefdadigheidsgestichten des lands benoemd, en hij vervulde deze bediening tot den 26 Mei 1861, wanneer hij op eigene aanvraag zijn eervol ontslag mocht ontvangen. Het valt niet in ons bestek de diensten te ontleden welke hij in deze hoedanigheid aan het menschdom en het vaderland heeft bewezen; wij wilden enkel den strijder van het jaar 1830 beter doen kennen, wiens edelmoedigheid en vaderlandsliefde met het ijzeren kruis werden beloond.
Hij overleed te Brussel op 21 Juli 1868 (zie 1868, blz. 120), in den ouderdom van 64 jaren. Zijn stoffelijk overschot werd te Laeken ter aarde besteld.
XX.