Sterfgevallen.
Bernardus (Joannes Franciscus Carolus) PEETERS, kanunnik-regulier der abdij van Tongerloo der orde van Premonstreit, geboren te Lier, 26 Januari 1810, is op den Blijberg bij Westerloo overleden den 8n Mei 1876. Hij was schrijver van een werk dat voor titel voert: De christen onderwezen, of de Mechelsche catechismus in onderwijzingen aan het volk voorgedragen, 3 boekdeelen.
George SAND (Amantine-Lucile-Aurora Dupin) is den 8n Juni, 's morgens ten 10 ure, op haar kasteel te Nohant, overleden. De beroemde Fransche romanschrijfster werd in 1804 te Parijs geboren en was eene afstammelinge van Maurits van Saksen, natuurlijke zoon van August II, koning van Polen, en van Aurora van Koeningsmark. Hare grootmoeder, natuurlijke dochter van Maurits van Saksen en weduwe van den graaf van Horn, trouwde met Dupin de Francueil, algemeen ontvanger. Haar vader, na onder de republiek en Napoleon I te hebben gediend, overleed in 1808 (aan de gevolgen van eenen val van zijn paard). Zijne dochter ontving hare eerste opvoeding bij hare grootmoeder in het kasteel van Nohant en woonde vervolgens drie jaren te Parijs in het klooster der Engelsche Augustijner-nonnen. Zij trouwde op 18-jarigen leeftijd met den baron Dudevant (op 76-jarigen leeftijd in 1871 overleden), dien zij twee kinderen schonk. In 1831 scheidde zij in der minne en in 1836 gerechtelijk van haren man. Haar eersten roman, Rose et Blanche (in 5 deelen) schreef zij onder medewerking van Jules Sandeau, naar wien zij den naam van George Sand aannam, onder welken zij, in 1832, den roman Indiano uitgaf. Valentine, Lelio en vele andere romans, uit hare pen gevloeid, maakten de schrijfster aldra wereldberoemd. De Fransche omwenteling van 1848 noopte haar tot de uitgaaf van verscheidene staatkundige opstellen, zooals hare Lettres au peuple. Zij gaf ook gedurende eenigen tijd een weekblad uit, getiteld: La cause du peuple. Voor het tooneel bewerkte zij eenige stukken, die echter minder opgang maakten dan hare romans. Tot hare bijzonderste werken behooren François le Champi, la Mare au diable en Mauprat. In 1860 gaf zij uit Jean de la Roche, in 1861, La ville
noire, in 1862, Le marquis de Villemer, in 1863, Mademoiselle de la Quintinie, in 1864, La confession d'une jeune fille. Hare gedenkschriften verschenen in 1854 in het Parijzer dagblad La Presse, onder den titel: Histoire de ma vie. Sedert 16 jaren was George Sand niet recht gezond geweest; in 1860 had namelijk de typhus haar bijna ten grave gesleept en zij herstelde nooit weer geheel van de gevolgen dezer gevaarlijke ziekte. De overledene, wier talent door geen der Fransche romanschrijvers van den tegenwoordigen of den vroegeren tijd werd overtroffen, verdiende tot in den laatsten tijd met hare pen tusschen de 50 en 60,000 fr. 's jaars. Buitendien bezat zij een persoonlijk vermogen welk haar een jaarlijksch inkomen van circa 40,000 fr. verzekerde. Zij was voor hare vrienden en bekenden zeer dienstvaardig en hare milddadigheid jegens de armen wordt niet minder geroemd dan hare groote begaafdheid. Zij laat eenige stukken in handschrift achter. Hare brieven aan verschillende personen zijn zoo talrijk, dat daarmede een tiental dikke boeken zou kunnen gedrukt worden. Bij een Franschen notaris zijn, reeds sedert eenige jaren, de velerhande brieven in bewaring gegeven, die gewisseld werden tusschen George Sand en den befaamden Franschen dichter Alfred de Musset. De lijkdienst der groote schrijfster had den 10n Juni plaats, in het kerkske van Nohant, op welks begraafplaats George Sand werd ter aarde besteld. De slippen van het baarkleed werden gedragen door prins Napoleon, Alexander Dumas zoon en twee neven der overledene. Aan het graf werden twee redevoeringen gelezen, de eene door den heer Perigois, lid van den algemeenen (provincialen) raad van Indre, de andere door den heer Paul Meurice, uit naam van Victor Hugo.
Matthew NOBLE, de Engelsche beeldhouwer, die voor vele gedenkteekenen in Londen en andere steden in Engeland beelden heeft gemaakt, is overleden.