Het zoutland.
Bewesten den Indus of Sind, de hoofdstroom van Westelijk Voor-Indië, en Zuid-Westwaarts Peschawer, ligt eene landstreek, die, gekend onder den naam van Kohat-district, het zoutland mag geheeten worden. Er groeit noch boom, noch gras. De woestijn heeft geen akeliger uitzicht. Allenwege rijzen rotsen en heuvelen op, wit en glinsterend van het zout. Overal waar men den voet zet, treedt men op zout. Rotsen, heuvelen, valleien, wegen, alles is bedekt met zoutlagen, die gemiddeld meer dan 100 voet dikte hebben. Het water van de bron, die het groote dal doorsnijdt, is zoo brak, dat men het onmogelijk zou kunnen drinken. 't Is in het Kohat-district dat men de in Indië sedert eeuwen beroemde zoutmijnen van Bahadas-Kehl aantreft; derzelver zoutlagen hebben eene dikte van meer dan 1000 voet. Er is, in genoemd district, zout genoeg bijeen, om geheel de wereld nog gedurende 1000 jaren te bevoorraden. Over den oorsprong van dit zoutland weten wij in de geschiedenis niets vermeld.