Over de uitwaseming.
De uitwaseming is het dampworden van een vocht zonder koking. Het water vervliegt in damp op de vlakte der rivieren, der zee, der aarde, enz.
De uitwaseming geschiedt op verschillige warmtegraden en ook bij verschillige dampkringsdrukkingen; doch in mindere of meerdere hoeveelheid. Men heeft zelfs bemerkt, dat ijs eene uitwaseming ondergaat. De uitwaseming geschiedt niet even gemakkelijk voor alle vochten. AEther en alcool vervliegen zeer spoedig. Ook kwik wasemt uit; wanneer men in eene gestopte flesch kwik boven dit vocht een blaadje goud hangt, heeft dit, na eenige maanden, eene witte kleur verkregen, door zijne vermenging met den kwikdamp.
Gedurende de uitwaseming kan het vocht groote veranderingen in zijne warmte ondergaan, hetgeen niet plaats heeft bij de koking. Bij voorbeeld, water kookt op 100 honderddeelige graden, en gedurende den ganschen tijd der koking ondergaat deze warmte geene verandering, wel te verstaan wanneer de dampkringsdrukking dezelfde blijft.
Aanvankelijk dacht men, dat er tot het ontstaan der uitwaseming eene zekere vereenigingskracht noodig was tusschen de luchtstoffen des dampkrings en den damp. Er bestaat niets dergelijks, vermits da uitwaseming in het ledige versneld wordt; de damp vermengt zich alleen met de luchtstoffen, zonder verbinding. Om een vocht doen uit te wasemen, is het voldoende dat de omringende luchtlagen niet van damp verzadigd zijn. Het is daarom dat de uitwaseming zeer traag is in een kalmen dampkring, en verhaast wordt wanneer de dampkring eene grootere beweging ondergaat, omdat er alsdan gedurig onverzadigde luchtlagen in aanraking gebracht worden met de vlakte van het vocht. Ook bemerkt men dat waterplassen sneller opdrogen bij windachtig weder. Verder staat de snelheid der uitwaseming in betrekking met den warmtegraad; bij voorbeeld water vervliegt gemakkelijker bij warm dan bij koud weder. In het algemeen ontstaat er meer damp tusschen 30 en 20 graden, dan tusschen 20 en 10 graden. Zelfs bij lagen warmtegraad worden de dampen weder tot vocht gebracht; zulks gebeurt met den adem der menschen en der dieren gedurende den winter.
De uitwaseming is des te grooter naarmate het vocht eene grootere vlakte aanbiedt.
Dr. F.J. Matthyssens
Over de school klagen het allermeest die ouders, over wier kinderen de school het meest te klagen heeft.
M. Leopold.