De Vlaamsche School. Jaargang 22(1876)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het kind en de adder. Een argelooze kleine speelde Nabij een geurig bloemenbed, Waaraan de zon haar glanzen leende, Door nevel, wolk noch loof belet. Maar onder deze fraaie bloemen Bespiedt eene adder haren buit, En glijdt, in duizend bochten kronklend, Van onder 't geurig deksel uit. Het kind, verlokt door 't sierlijk wenden En door die vormen zonder tal, Tracht 't bont gekleurde dier te vangen, Dat het aan moeder toonen zal. Maar ach, terwijl het teeder handje Den loozen kop der slange strijkt, Ontsnapt een kreet van wreede smarte Aan 't lieve kind, dat dra bezwijkt. * Zoo wordt door 's boozen taal en oogen 't Onschuldigst harte vaak bedrogen. Antwerpen. Pieter Vierhout. Vorige Volgende