Koking.
i. Gelijk wij het reeds gezegd hebben, is dit punt verschillig bij een en hetzelfde vocht, volgens de drukking die de bovenvlakte van het vocht ondergaat. Bij voorbeeld, bij eene dampkringsdrukking van 760 millimeters, kookt het water op 100 honderddeelige warmtegraden; integendeel kookt het bij eene mindere warmte, wanneer de drukking des dampkrings kleiner is, zooals op het toppunt der hooge bergen. Overigens bewijst men dit alles door proefneming bij middel der luchtpomp. Men plaatst op de plaat van dit tuig een vat met breede opening, dat koud water inhoudt; men doet den zuiger eenige malen dalen en klimmen, en zoohaast de drukking onder de klok verminderd is op die wijze dat de luchtweger, die met haar in verband staat, maar eene drukking van 30 millimeters meer aanduidt, ziet men het water koken, als of het op een heet vuur stond. Doch welhaast houdt die koking op, uit hoofde dat de gevormde dampen op de vlakte van het vocht genoeg drukken. Bij nieuwe werking van den zuiger, worden nochtans deze dampen uitgepompt, en de koking begint op nieuw. Bij deze proefneming gelukt men er zelfs in een gedeelte van het water te doen bevriezen, wanneer men een vat met brokken zoutzurige kalk of eene laag sterk solferzuur, twee zelfstandigheden die de eigenschap hebben de waterdampen in te slurpen, samen onder de klok der luchtpomp plaatst. Deze proefneming bewijst overigens dat dewaterkoking in het ledige veel warmte tot het dampvormen medesleept.
De waterkoking bij eene lage warmte kan nog bewezen worden door de volgende proefneming. Men neemt eenen glazen
ballon b, met langen hals die toegesloten kan worden door eenen stop b. Men vult dezen ballon half met water, en men zet hem te koken op een vuur, tot dat deszelfs binnenlucht verjaagd zij; alsdan stopt men den ballon en men keert hem om, zooals in het hier nevenstaande afbeeldsel aangeduid is. Wanneer de warmte van 't water gedaald is tot gelijkheid met die der omringende lucht, bespeurt men echter geene de minste koking; maar zoohaast men op het bovenste gedeelte van den ballon zeer koud water giet, waardoor de binnendampen en derzelver drukking boven het vocht verdwijnen, begint de koking.
Uit het vorengaande volgt, dat kokend water denzelfden warmtegraad niet heeft in verschillige plaatsen der aarde; bij voorbeeld, in de stad Quito, die 2908 meters boven het vlak van den Oceaan gelegen is, kookt het water op 90 graden, terwijl het in onze landstreken maar op 100 graden kookt.
Dr. F.J. Matthyssens.