De bruidschat.
Blondina, het schoonste meisje des dorps, telde nauwelijks twintig lenten, en alhoewel tot den werkmansstand behoorende werd zij meermalen door begoede jongelingen ten huwelijk gevraagd.
Haar vader, geen enkele verliefde willende afkeuren, stelde de volgende voorwaarde ter bekoming van de hand zijner beeldschoone dochter: Hij, die mijne Blondina tot bruidschat aanbiedt wat op aarde van ouds bestaat, en nochtans weldra verdwijnt, wat bewonderd en mishandeld wordt, wat spreekt zonder taal, en slechts nuttig is na zijnen dood, zal haar tot vrouw hebben.
De minnaars stelden zich aan het werk, ter oplossing van de zeldzame vraag, maar niemand was zoo gelukkig ze te kunnen beantwoorden.
Velen kwamen den zonderlingen vader kostbaarheden aanbieden, maar te vergeefs; de oplossing der voorgestelde vraag kon alleen tot het huwelijk met Blondina leiden.
August uit de buurt, een werkmanszoon, beminde sinds zijne kindschheid het lieve meisje, dat in zijne liefde deelde, en hij ook spaarde geene moeite om het raadsel te kunnen oplossen. Zekeren dag, terwijl hij op den akker werkte, vloog er juist een schitterende vlinder voorbij, die zijne aandacht boeide, en hij dacht: zoudt gij misschien het voorwerp zijn mijner lange opzoekingen? Hij volgde het lieve insect tot aan de nabijgelegen weide, en zag het op den boord der beek, op de wilde roos rusten.
Neen! zegde hij, gij zijt niet het betrachte voorwerp, want na uwen dood biedt gij geen hoegenaamd nut; maar de roos, waarop gij zit, is eene overoude bloem, zij telt een kort bestaan, wordt om hare kleuren en geuren bewonderd, en veelal aan stukken gerukt, zij spreekt zonder taal, en na haren dood maakt men er rozewater en geneesmiddelen van. Deze bloem is voorzeker de bedoelde bruidschat.
Daarop plukte hij eenige fraaie rozen, maakte ze tot eenen ruiker, bood hem Blondina ten geschenke, en deze gaf den tuil aan haren vader. August, zegde hij tot den jongeling, gij wordt mijn schoonzoon, gij hebt mijn raadsel opgelost, aan u de hand mijner dochter! In al mijne gebeden vroeg ik het geluk van mijn geliefkoosd kind; ik zie, dat de hemel voor Blondina tot bruidegom eenen deugdzamen en verstandigen jongeling heeft verkozen.
L.F. David.