Twee etsingen, toegeschreven aan David Teniers.
Nevensgaande twee plaatjes, van koper overgebracht op zink, door den heer H. Bey, van Brussel, om ze met den tekst te kunnen drukken en de oorspronkelijke koperen te bewaren, zijn afkomstig uit de drukkerij van Michiel Haye, die, vóór het jaar 1667, zijne officina van Antwerpen naar Leuven overbracht, waar hij vele prenten in het licht gaf, waarover wij, in een volgend artikel, breedvoeriger zullen handelen. Na Haye's overlijden, in het jaar 1676, werden zij het eigendom van den Leuvenschen drukker Gillis Denique, die ze achterliet aan zijnen zoon Petrus Augustinus Denique, een onzer beroemdste uitgevers der 18e eeuw. Op de verkooping der nalatenschap van een der kleinzonen van Denique, in 1813, werden de twee plaatjes overgeslagen aan een Leuvenschen kunstliefhebber, die er eene zekere waarde aan hechtte. Het was ten sterfhuize dezes liefhebbers dat wij ze voor eenige jaren aankochten.
zincographie naar eene etsing van david teniers.
De heer Denique, die de plaatjes in het begin dezer eeuw bezat, beweerde dat ze door David Teniers den jonge zelven gesneden werden. Zulks verklaarde hij te weten bij overlevering, van zijne ouders. Gebrek aan stellige inlichtingen belet ons dit punt te bestadigen. Wel draagt een der plaatjes het naamcijfer des beroemden schilders; doch zulks is, voor ons althans, niet voldoende om te bewijzen dat ze door hem uitgevoerd zijn geweest. Het koper is zoo geduldig als het papier. Wat er van zij, deze plaatjes werden te Antwerpen vóór 1666 vervaardigd, zoo niet door, dan toch naar Teniers, en kunnen derhalve eenig belang opleveren voor de geschiedenis der etskunst in de Scheldestad. Zulks heeft ons dan ook aangezet om ze in de Vlaamsche School mede te deelen.
Ed. van Even.
De letterkundige voortbrengselen, waarmee het de moeite loont zich bezig te houden, zijn in de eerste plaats die, waarin eene belangrijke gedachte wordt uitgedrukt, en vervolgens die, welke blijkbaar eene ernstige poging daartoe bevatten.
A. Pierson.