Geschiedenis der stad Halle
door Leop. Everaert en Jan Boucherij.
Aan dit werk, waarvan wij de verschijning hebben aangekondigd en de eerste oplage reeds is uitverkocht, ontleenen wij de volgende belangrijke aanteekeningen over de groote kerk der stad Halle: ‘De kerken en kapellen mogen voorzeker onder de oudste gebouwen eener stad of gemeente gerekend worden. Veelal zelfs waren zij in vroegeren tijd het punt, waar rond het verspreide volk zich vereenigde, en niet zelden ontstonden alzoo vlekken, dorpen en steden, welke in den loop der tijden grooter en grooter werden.
De eerste, de oude kerk van Halle, moet, volgens Franciscus Haraeus opklimmen tot 727, wanneer zij door den H. Hubertus ingewijd werd.
Ofschoon wij geene eigenlijke schriftelijke bewijzen hebben, kan de oudheid eener kerk of kapel gemakkelijk afgeleid worden naar den patroon, aan wie zij toegewijd is. Volgens den geschiedschrijver baron de St.-Genois, is de kennis van de toewijding aan eenen patroon of eene patrones zeer belangrijk, om de oudheid eener kerk te bepalen, en mogen de kerken, aan de HH. Martinus, Livinus, Eligius, Bavo en andere verkondigers van 't christendom in ons land toegewijd, op een vroegtijdig bestaan aanspraak maken. Daarenboven mogen wij van de dorpen of steden, welke aan rivieren gelegen zijn, beweren, dat zij van de eerste tijden des christendoms godsdienstige plaatsen bezaten, daar de zendelingen, welke hier te lande het geloof kwamen prediken, natuurlijkerwijze den loop der wateren volgden, ten einde de eerste bewoners dezer streken op te sporen.
Volgens deze dubbele gissing zou de kerk van Halle tot eene eerbiedwaardige oudheid opklimmen.
Het was in het jaar 1267 dat het beeld van Onze-Lieve-Vrouw, dat heden nog bestaat, aan de kerk geschonken werd door Mathilda, echtgenoote van Floris IV, graaf van Holland en Zeeland. Dit beeld, dat drij voeten hoog is, vertoont de moeder Gods neergezeten, met het kind Jezus in hare armen. Men beweert dat het vroeger verzilverd was, maar dat het door den invloed van de lucht zwart geworden is.
Het bleek weldra dat de oorspronkelijke kerk te klein werd om de menigte bedevaarders te ontvangen, welke van alle zijden naar Halle toekwamen. Derhalve werd er besloten eenen nieuwen tempel te bouwen, en in 1341 werden de grondvesten van het hedendaagsch gebouw gelegd, dat zoozeer de bewondering der bezoekers opwekt.
De opbouw dezer nieuwe kerk ging echter maar traagzaam voort: 68 jaren zijn er noodig geweest om ze te voltrekken, en het is dank aan de milddadigheid van Willem II, graaf van Henegouw, Jan III, hertog van Brabant, de heer van Trazegnies en andere, dat zij in 1409 werd voltrokken, en den 24n Februari van hetzelfde jaar door den bisschop van Kamerijk, Mgr. Pieter D'Ailly, ingewijd werd.
Deze kerk, die voorzeker het merkwaardigste gebouw der stad is, werd den H. Martinus toegewijd. Dit blijkt uit de uitdrukking: ‘Église St-Martin, chapelle Notre Dame,’ welke in alle oorkonden voorkomt. - Zij is in ogivalen stijl gebouwd. De toren, welks onderste deel vierkant is, was vroeger van eene naald voorzien, welke oneindig beter overeenkwam met den bouwtrant dan de tegenwoordige kap of campanile. Op het einde der 16e eeuw had de toren echter zoodanig geleden, dat men in 1616 genoodzaakt was eenen nieuwen te maken. Deze bleef echter maar 156 jaar staan, want in 1772 werd hij afgebroken tot aan de plaats, waar zich de waker ophield.
In 1775 werd de toren andermaal opgebouwd, en de kerk betaalde eene som van 850 gulden voor de steenen. De oorspronkelijke teekening werd echter niet gevolgd; men plaatste boven op het vierkant des torens den arduinen dom, welke in geenen deele met den stijl der kerk strookt.
De vier opene torentjes (campaniles) in renaissance-stijl, welke over een paar jaren den gotieken bouwtrant der kerk nog ontsierden, werden in 1776 door de gebroeders Carrier gemaakt voorde som van 2100 gulden. Een jaar later verbond men de torentjes bij middel van eene balustrade of leuning, die 750 gulden kostte.
In 1865 heeft men eindelijk nog eens den toren beginnen te herstellen; gelukkiglijk is thans de oorspronkelijke stijl gevolgd, en zijn de gotieke balustraden en torentjes teruggekomen, welke zulk een fraai zicht opleveren. Tot op het punt tot hetwelk hij nu herbouwd is, heeft de toren eene hoogte van 214 treden.
Daar wij ons nu toch met den toren bezighouden, zullen wij hierbij voegen, dat er reeds in 1518 een beiaard of klokkenspel in geplaatst werd, met welks dienst de organist gelast was.
Deze beiaard werd ook bij middel van het uurwerk in beweging gebracht, en speelde viermaal op een uur. Ten huidigen dage bestaat dit kariljon nog en is samengesteld uit 27 klokken, waaronder 5 groote.
Op de zwaarste dezer staat geschreven (in het Latijn):
‘Op de kosten en door de zorg der edele H.H. Baljuw, burgemeester en schepenen der stad Halle, werd ik gegoten door Joannes Leclerc. Mechelaar, en werd toegewijd ter eere van den eeuwigen God en der zuivere Maagd.
En hergoten door A.L.J. van Aarschodt van den Gheyn, Lovenaar, in het jaar 1849.’
Daarbij is deze klok versierd met het afbeeldsel van de onbevlekte Maagd in 't midden, terwijl de bovenrand de beeltenissen van onderscheidene heiligen draagt.
De 2e klok, welke kleiner is, heeft voor opschrift (ook in 't Latijn):
‘Ik, Maria, troost de droevigen van hart, de bedevaarders opwekkend door mijne blijde zwieringen. Wanneer ik gemaakt ben, leefde de hertogin Maria van Burgondië, welke alsdan Maximiliaan tot echtgenoot had.’
De 3e klok draagt dit opschrift:
‘II ghebroeders mactten mi Danel en Michhil van Harlebeke Anno DM: M.CCC.XC. Maria est nomen meum.’
(Twee gebroeders maakten mij, Daniël en Michiel van Harlebeke, in het jaar 1390. Maria is mijn naam.)
De vierde:
‘Econne Goecwinus Hemric Petrus fierime mirerunt pariter apellor sed Katerina siter addis hora tibi venit hus.’
Op de half-uurklok, welke in de kap des torens hangt, leest men:
‘Admiral es mynen naam - Myn gheluit zy Godt bequaam M.CCCCC.L.XIII.’
‘G. Tressens Ghelderinghen als kercmeester in dyn tyd deen my maken en Primbault beyader.’
Verder treft men de beeltenissen op aan van Maria, Petrus en de afbeelding van de aanbidding der Wijzen.
Opschrift der 6e klok:
‘Salvator-Gabriël es myne name - my gheluit zy Gode bequame - Georgius Waghevens maeckte my int jaer M.CCCCC.XVIII.
‘Ghegoote te Mechle in sinte Katherine strate.’
De kleinere klokken werden voor 't grootste getal in de eerste helft der xvie eeuw door G. Waghevens en Peter van den Gheyn gegoten.
Al deze klokken zijn nog in goeden staat, maar het klavier, de hefboomen en hamers zijn verdwenen. Het ware wenschelijk dat de bevoegde overheden maatregelen namen, om