te mij dat men gevondene goederen naar het hoofdbureel van politie moest brengen. Ik reed terstond daarheen, maar het kantoor was al gesloten, zoo dat er nu niets overschiet dan de beurs tot morgen te bewaren, en dan zal ik ze terstond gaan bezorgen waar het behoort.
De man, die den vorigen avond door armoede werd verlokt om bij zich zelven te overleggen in hoeverre het hem vrijstond te stelen, ten einde vrouw en kinderen voor den hongerdood te bewaren, dacht nu hij eene aanzienlijke som gelds had gevonden, die hij, naar allen schijn, zich veilig had kunnen toeëigenen, aan niets anders dan om haar den eigenaar terug te brengen. Maar hij had ook voor het oogenblik een middel om op eene eerlijke wijs aan zijn brood te komen.
Nadat hij de nummers en het bedrag der bankbriefkens had aangeteekend, vlijden de arme voerman en zijne vrouw zich op hun strooleger neer.
De invloed van lucht en beweging openbaarde zich spoedig in den gerusten slaap van Arker, en het duurde niet lang, of Maria, welke dien dag insgelijks druk had gewerkt, volgde zijn voorbeeld. Geruimen tijd na middernacht, of eigenlijk tegen den ochtend kraakte de oude trap; en weldra deed het stampen van zware voetstappen in de kamer en de plotselinge flikkering van licht Maria met schrik ontwaken, en onwillekeurig verschool zij zich achter Arker, toen zij drie mannen vóór zich zag staan. Arker daarentegen sprong terstond op, en zoodra hij zich eenigszins bezonnen had, erkende hij den steenkolenkooper, die hem zeer droevig en bekommerd aanzag, en naast dezen een politiedienaar en den heer, dien hij den vorigen dag aan den ijzeren-weg had opgeladen. De laatste, die zijn verlies eerst na verloop van eenige uren had ontdekt, had zich tot de politie gewend en de hulp van een harer dienaren verkregen, die, na lang zoekens, eindelijk den koetsier had opgespoord, welke met den heer gereden had. Arker begreep terstond de beteekenis van dit bezoek, en na het eerste onwillekeurige gevoel van verontwaardiging en vernedering bij deze beleediging zijner armoede, welke de vreemden zoo vrijpostig zijn ellendig verblijf deed binnendringen, onderdrukt te hebben, zeide hij:
- Het spijt mij, mijnheer, dat gij zoovele uren ongerust hebt moeten doorbrengen om uwe beurs. Ik verzeker u, dat ik even verlangend was om ze u terug te geven, als gij kunt geweest zijn om ze terug te krijgen, en ik ben met dat oogmerk gisteren nog naar het hoofdbureel van politie gereden; maar ongelukkig was het kantoor reeds gesloten, zoodat ik niets anders kon doen dan haar behouden tot 's anderendaags, wanneer het mijn voornemen was om haar het allereerst daar te bezorgen.
Daarop liet hij de beurs zien en de aanteekening van den inhoud, die hij gemaakt had. De eigenaar der beurs liet zijne oogen van den vinder afdwalen en zag met ongeveinsde belangstelling in zijne woning rond, welker armoede hem zichtbaar met medelijden vervulde. Vervolgens betuigde hij Arker zijnen dank voor zijne zorgvuldigheid, verzocht verschooning voor de stoornis, die hij veroorzaakt had, en legde een kaartje op de tafel, met verzoek dat Arker den volgenden morgen zich aan dat adres zou aanmelden. Eindelijk drukte hij den armen man zes bankbriefkens van 100 frank in de hand, met kieschheid aanmerkende, dat hij hem deze niet aanbood ter belooning zijner eerlijkheid, daar dit eene belediging zou zijn, maar als eene geringe hulp in zijne ongelukkige omstandigheden, welke hij niet denken kon dat het gevolg van eigen schuld waren. Overstelpt van verbazing en dankbaarheid, kon Arker tot antwoord alleen den edelmoedigen man de hand drukken, en eenige woorden over de hulp voor zijne kinderen stamelen, terwijl de arme steenkolenkooper opgetogen uitriep:
- Heb ik het u niet gezegd, mijnheer, dat alles in orde was, en dat gij, als hij het geld had, het zeker zoudt terugkrijgen?
- Dat hebt gij gezegd, goede man, antwoordde de onbekende heer, die onderweg het verhaal zijner kennismaking met Arker had aangehoord; en om u te bewijzen dat een gedrag als het uwe zelfs in dezen tijd zelden onbeloond blijft, moet gij mij toelaten u voor uwe vriendelijke hulp aan dit huisgezin te beloonen. in zooverre geld dit kan doen. En hiermede dwong de vreemdeling hem bijna met geweld vijf bankbriefkens van 100 frank aan te nemen.
Nadat ten slotte ook de politiedienaar voor zijne moeite beloond was geworden, gingen zij met hun drieën weder heen.
(Wordt voortgezet.)