De Vlaamsche School. Jaargang 22
(1876)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
Museum van oudheden te Antwerpen.Het hier onderstaande beeld, dat zich, sedert 1841, in het Antwerpsch museum van oude meesters bevindt, en waaronder men, op een voetstuk, den naam Isis heeft geplaatst, gaat overgebracht worden naar het museum van oudheden in het Steen. Het werd aan de stad geschonken door den baron Jan de Witte. Mertens en Torfs trekken in twijfel of men hier wel een Isisbeeld voorheeft. ‘Van een gewaend Isisbeeld, zoo schrijven zij in hunne Geschiedenis van Antwerpen, wegens hetwelk De BastGa naar voetnoot(1) de zonderlinge gissing gemaekt heeft, dat de aloude godendienst der Egyptenaers,
Is het beeld van Noorschen of Egyptischen oorsprong? De heer G. Hagemans betoogt in een opstel, verschenen in 1865 in de Annales de l'academie d'archéologie, dat het beeld de godin Isis niet voorstelt en dagteekent van vóór den tijd der Grieksche heerschappij in Egypte. Genoemde schrijver drukt de meening uit, dat het beeld gemaakt werd ter nagedachtenis eener vorstin. Hij doet opmerken, dat het beeld de armen over den buik gekruist houdt, zooals de oude Egyptenaren de gewoonte hadden hunne vrouwenmummiën toe te stellen; bij mannelijke mummiën werden de armen gewoonlijk tegen de zijden gedrukt. Het beeld houdt in de linkerhand eene rol, waarschijnlijk (zegt de heer Hagemans) een handschrift of lijkrituaal. Voor het overige zijn aan het beeld geene vorstelijke of andere kenteekens te bespeuren. Mertens en Torfs zijn ook van gedacht dat het beeld zeer oud moet wezen, en dat is, zeggen zij, ‘de meening der beste oudheidkundigen, maer waer het mag vandaen gekomen zyn is tot dus verre nog een raedsel, voor welks oplossing de mineraelkunde ons mogelyk eens het middel zal aen de hand geven, daer niet slechts de gedaente en styl van het beeld, maer ook de aerd van den steen in aenmerking komt.’ Sedert dit gedrukt werd, zijn dertig jaren verloopen, zonder dat dienaangaande iets naders gebleken is. Het Reuzenhuis werd in de vorige eeuw bewoond door den vermaarden beeldhouwer Jan-Peter Van Baurscheit (1669-1728). Wellicht behoorde het beeld tot de zeldzaamheden die men min of meer bij alle kunstenaars aantreft en had hij het rechtstreeks of onrechtstreeks bekomen van iemand die het uit Egypte medegebracht of ontvangen had. Dit, in de veronderstelling dat het beeld echt zij en niet een eenvoudig draagbeeld weze, dat bij eenen deur- of schouwstijl heeft gestaan, zooals door Mertens en Torfs verondersteld wordt. D.V.S. |
|