De Vlaamsche School. Jaargang 22
(1876)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 12]
| |
Frans Hals.In onze vorige aflevering, blz. 4 en volgende, riepen wij de aandacht onzer lezers op Sijthoffs belangrijke uitgaaf van William Ungers sterkwaterplaten naar schilderijen van Frans Hals. Wij gewaagden toen, met een enkel woord, van den aan de platen toegevoegden tekst van den heer C. Vosmaer. Thans wenschen wij eenigszins nader de meesterlijke studie te bespreken, die de uitstekende levensbeschrijver aan den grooten schilder heeft gewijd. Wij zullen terzelfder tijd gelegenheid vinden om, aan de hand van den heer Vosmaer, de in alle opzichten zoo merkwaardige figuur van Frans Hals in haar eigenaardig licht te beschouwen. Frans Hals was niet slechts een schilder van groote voortreffelijkheid in wat men noemt het ambacht der kunst, dat is in het teekenen, het afdeelen zijner stukken en het penseelen. Hij munt daarenboven uit door eene schaarsch geëvenaarde eigenaardigheid en eene inderdaad buitengewone vindingrijkheid, wier stempel men op al zijne menigvuldige stukken gedrukt vindt, het zij hij schutters, regenten, regentessen of andere personen afmaalde, het zij hij zijne kracht ten toon spreidde in het genre en lustige drinkebroers, hartstochtelijke rookers, lieden uit de volksklasse, vroolijke muzikanten op het doek deed leven. Wellicht herinneren onze lezers zich nog de welgelukte plaat die ons tijdschrift in 1874, blz. 15, mededeelde, en waarop, gegraveerd naar eene schilderij van Frans Hals, een rommelpotspeler was afgebeeld, omringd van eene schaar volwassenen en kinderen. Het bovenstaande plaatje, voorstellende een jonkman die de guitar bespeelt, behoort tot eene orde van onderwerpen, die door Frans Hals met eene ware voorliefde werden behandeld. De stukken waarin hij muziekmakende personen heeft geschilderd, zijn zeer talrijk. Des schilders afbeelding gaat hiernevens, op hout gesneden, en wij kunnen er bijvoegen, dat zij, ook waarschijnlijk wat betreft de gelijkenis, goed getroffen is. Van Frans Hals bestaan meerdere levensbeschrijvingen. Onder andere leverden J. Houbraken, J. Immerseel en C. Kramm tamelijk uitvoerige opstellen over het leven en streven van den onsterfelijken meester. Vollediger en juister dan de vermelde, zijn de levensschetsen en aanteekeningen, in den laatsten tijd over Frans Hals uitgegeven door den Franschman Th. Thoré, meer bekend onder zijn aangenomen naam W. Burger, door dr. A. Van der Willigen Pz., en vooral de uitstekende en uitvoerige academische dissertatie van dr. W. Bode van Berlijn. De leste en beste levensschets des meesters is die van den heer C. Vosmaer, voorkomende in het prachtig album van William Unger, uitgegeven door den heer A.-W. Sijthoff. De tijd waarin wij leven en waarvan wel eens veel kwaad gesproken wordt, heeft vele goede, niet te miskennen eigenschappen. Onder andere is er ééne eigenschap die hem bijzonder tot eere strekt. Wij bedoelen de billijke waardeering van groote of verdienstelijke mannen. Daarin, afgescheiden van onvermijdelijke uitzonderingen, betoont de negentiende eeuw zich breed, onbevangen, zelfs edelmoedig. En hare zorg, in dit opzicht, strekt zich ui[t] tot elk gebied van menschelijke werkzaamheid. Nog tot in den aanvang dezer eeuw, werd van de schilderstukken van Frans Hals niet bijzonder veel werks gemaakt. Op het einde der vorige eeuw kon men schilderijen van den grooten meester koopen tegen tien, twintig en dertig gulden, terwijl men er thans vruchteloos evenveel duizenden voor aanbieden zou. Zijne puikste gewrochten, zijne meesterstukken, zijne grootste, kapitaalste schilderijen, hingen verloren, slecht verlicht, naauwelijks zichtbaar in bedompte stadhuiszalen of kamers van een godshuis: wij bedoelen het stadhuis van Haarlem en het dusgenaamd hofke van Beresteyn, een godshuis voor oude vrouwen in dezelfde stad. Maar het gemeentebestuur van Haarlem betoonde zich doordrongen van den hooger bedoelden geest der eeuw, die miskenning van kunstenaarsgaven wraakt. Het verlangde een waardig lokaal te stichten voor de kunstgewrochten die het reeds bezat en voor degene waarvan het na verloop van tijd nog in bezit zou kunnen komen. En onbekrompen liet de stad Haarlem een museum bouwen, waar naartoe de acht kolossale schilderijen werden overgebracht die de stad van Frans Hals bezat en door hem tusschen de jaren 1616 en 1664 werden geschilderd. Daar zag men nu de werken van Frans Hals zooals zij moesten gezien worden en het scheen alsof de roem des meesters er door verjongde. Wij stipten reeds aan, hoe men hem van lieverlede is gaan waardeeren. Als een bewijs van waardeering te meer mag ongetwijfeld de uitgave van den heer Sijthoff aangehaald worden. Zij is meer dan eene bloote vereering van den grooten schilder; zij is voor hem een gedenkteeken. Frans Hals is uit eene aanzienlijke Haarlemsche familie gesproten. Zijn vader, Pieter Hals, bekleedde in 1574 en 1575 het ambt van schepen der stad Haarlem en maakte als weesmeester | |
[pagina 13]
| |
deel uit van het bestuur der dusgenaamde weezenkamer. Om redenen, die wij tot hiertoe nergens vermeld weten, verlieten de ouders van Frans Hals de stad Haarlem en begaven zich naar het Vlaamsche land, waar hun zoon Frans, de later zoo beroemde schilder, geboren werd. In welke gemeente aanschouwde Frans Hals het
frans hals, houtsnede van j. guillaume.
eerste levenslicht? Van verschillende zijden is gedurende vrij langen tijd beweerd geworden, dat het te Mechelen aan de Dijle zou zijn. Dit wordt echter tegengesproken door dr. Van der Willigen, die, in zijne Geschiedkundige aanteekening en over Haarlemsche schilders uittreksels aanhaalt uit de doop- en trouwregisters der stad Haarlem, waarin is aangestipt, dat Frans Hals in de stad Antwerpen geboren werd in het jaar 1584. De heer Vosmaer houdt dit ook voor zeer waarschijnlijk. Het verblijf van des schilders ouders in het buitenland, zou vermoedelijk van geen langen duur geweest zijn; zij keerden, in alle geval, naar de stad Haarlem terug, waar hun zoon Frans, op het einde van 't jaar 1610 of in den beginne van het jaar 1611, en dus op 26- of 27-jarigen leeftijd, een huwelijk aanging met Anna alias Anneke Hermans. Er is - wat vrij zonderling mag heeten - niet veel tot ons gekomen, wat den nazaat zou kunnen veroorloven eenen blik te werpen in het huiselijk leven van den schilder. Desniettegenstaande hebben sommige schrijvers hem afgemaald als iemand van losbandigen levenswandel en hem zoo namelijk aangewreven, dat hij zich te buiten ging in den drank. Een dezer schrijvers is J. Houbraken. J. Immerzeel trekt in zijn werk tegen deze beweringen te velde. Wij halen er de volgende regels uit aan, waarin hij tracht den schilder van de vlek te waschen, die men op hem geworpen heeft: ‘Het onwaarschijnlijke dat een man, die zoovele heerlijke kunstwerken vervaardigde, dagelijks aan het misbruik van geestrijke dranken zou verslaafd geweest zijn, scheen aanvankelijk in ons oog het onnoodzakelijk te maken, onze lezers tot dat punt te bepalen; doch daar men blijft voorgaan, niet alleen F. Hals als een verachtelijk dronkaard tebeschrijven, maar zelfs onlangs zoo ver gegaan is, van in een kostbaar plaatwerk, dat te Brussel onder den titel van: Scènes de la vie des peintres, wordt uitgegeven, hem in een vignet af te beelden als dronken uit de kroeg door zijne leerlingen des nachts met een lantaren t' huis gebracht wordende, meenen wij aan de waarheid en waardigheid der geschiedenis verschuldigd te zijn, tegen dergelijke tastbaar logenachtige sprookjes te waarschuwen. Het is er zoo verre van af, dat Frans Hals zich aan eene zoo verfoeielijke levenswijze zou hebben schuldig gemaakt, dat men in de notulen van het St.-Lucasgild te Haarlem vindt aangeteekend, dat hij in 1644 Vinder en Overman van dat gild was, waartoe men gewoon was welgezeten en onbesproken gildebroeders te verkiezen; terwijl | |
[pagina 14]
| |
men er tevens bij aangeteekend vindt: dat hij was een man van een opgeruimd humeur en algemeen bemind.’ Alleen blijkt uit het memoriaal van burgemeesteren van 20 Februari 1616 dat: Frans Hals omme seeckere moetwille tegens zyne huysvrouwe voorgaande bedreven boven ontboden en by den heeren burgemeesteren bestraft en gereprehendeert weesende, bekent syne schult, belooft groote beterschappe ende gelycke moetwille te wachten en te onthouden op peyne soo hem tegens zyne huysvrouw off andere eenichsints qualycken compt te dragen swaerlycker gestraft endet oude mettet nieuwe affgekorven te sullen werden naer gelegentheyt. Dit is het eenige feit van dien aard dat uit zijn lang leven bekend is, zoodat het verre van bewezen is, dat zijn gedrag ook in 't vervolg ongeregeld zou geweest zijn. Ook is het gebleken uit de bescheiden der oude rederijkerskamer De Wijngaardranken, dat in 1618 DirkGa naar voetnoot(1) en Frans Hals behoorden tot de eereleden dier kamer: beide waren Ook schutters. Ook de heer Vosmaer verwerpt de aantijgingen waarmede men het karakter van Frans Hals heeft willen bezwalken. De schilder is vader geweest van een talrijk kroost: drie dochters en zeven zonen. Vijf dezer laatste hebben geschilderd. Harman Hals wordt als gezelschapschilder vermeld;Ga naar voetnoot(2) Johannes, met den bijnaam Gulden Ezel, schilderde beelden en genrestukken; Nicolaas, boerenstukken en landschappen; Reynier, genrestukken; Frans, portretten, genre en stillevens, stilliggent goed, zooals men het toen noemde, zegt de heer Vosmaer, en deze schilderde het meest in den geest zijns vaders, wiens werk hij soms kopieerde. (Wordt voortgezet.) |