Pieter De Baets.
Deze advocaat en volksvertegenwoordiger, werd te Gent geboren den 25n Februari 1825 en deed zijne studiën in het Ste.-Barbaracollege en aan de hoogeschool zijner geboortestad. Hij was een der eerste Belgische advokaten die zich in zijne pleidooien van de Vlaamsche taal bediende. Gedurende drie jaren (1855-1857) maakte hij deel uit van den Gentschen gemeenteraad. Van 1861 tot 1866 en van 1870 tot aan het einde zijns levens vertegenwoordigde hij het arrondissement Gent in de wetgevende kamers. Pieter De Baets heeft in den Gentschen gemeenteraad en in de kamer van volksvertegenwoordigers, zoowel als overal elders waar de gelegenheid zich daartoe aanbood, de belangen der Vlamingen verdedigd met overtuiging en kracht en een door allen erkend en hooggeschat talent. Dankbaar herinneren zich de Vlamingen onder andere de redevoering door hem in de kamers van volksvertegenwoordigers in de maand December 1861 uitgesproken ten voordeele van de Vlaamsche zaak. Pieter De Baets is lid geweest van de meeste Vlaamsche maatschappijen der stad Gent. Hij behoorde tot de stichters van het Willemsfonds en van het al sedert ettelijke jaren niet meer bestaande tijdschrift Het leesmuseum. Er bestaan van hem eenige Vlaamsche schriften. Onder andere verscheen van hem, in 1849, een vlugschrift getiteld Iets over 't brood en later eene verhandeling betreffende Het hypothekenstelsel. De Baets was te Gent zeer bij het volk bemind. Allen die hem kenden, droegen hem overigens een goed hart toe. Bij de instelling van het Davidsfonds werd De Baets door de inrichters als lid van het bestuur verkozen. Sedert anderhalf jaar was hij weduwenaar. Het verlies zijner echtgenoote was hem een harde slag geweest, en bleef hem een innig en knagend verdriet. Op Zondag avond 31 October 1875, ongesteld geworden, doch niet bedlegerig, heeft hij op 1 November omtrent vijf ure des avonds bijna
schielijk het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Hij had nauwelijks den leeftijd bereikt van 50 jaren en 8 maanden en laat vijf minderjarige kinderen achter. Op 4 November heeft, onder een ontzaglijken toeloep van vrienden en vereerders van den overledene de plechtige begrafenis en uitvaart plaats gehad. Vooraleer het sterfhuis te verlaten werden aldaar in tegenwoordigheid van een aanzienlijk getal hooggeplaatste personen, van alle streken des lands toegesneld, om een laatste blijk van vereering en toegenegenheid aan den overledene te geven, twee redevoeringen in de Fransche taal uitgesproken door de heeren Kervyn van Volkaersbeke en Drubbel. Beide schetsten, in eene hartroerende taal, de talenten en verdiensten van De Baets af, hem beurtelings beschouwende in het openbaar en bijzonder leven, als burger, als staatsman, als Vlaming en christen. Deze onverdeelde hulde, was de uitdrukking van het gemoed aller aanwezigen, want, zooals de heer Drubbel te recht zegde: De Baets kon tegenstrevers, doch geene vijanden hebben. Van het sterfhuis begaf de stoet zich naar de Eecloosche statie, buiten de Dampoort, te Gent, waar de trein gereed stond, die het lijk en de vrienden naar Sleidinge zou brengen. Aan de statie van dit dorp wachtte de geestelijkheid; zij sprak de gewone gebeden over het lijk en ging dan, het Libera zingende, naar de kerk. Vooraan ging de Sleidingsche fanfarenmaatschappij Iever en Eendracht, die den zang der geestelijkheid door 't uitvoeren van rouwmarschen afwisselde. Het lijk werd van de statie tot aan de kerk gedragen door vier deurwaarders van de kamer van volksvertegenwoordigers; de hoeken van het baarkleed werden gehouden door de heeren Delcour, minister van binnenlandsche zaken, Drubbel, volksvertegenwoordiger, V. Cooreman, voorzitter van den Katholieken kring en De Naeyer, oud-volksvertegenwoordiger. De kerk van Sleidinge was gansch vol volk en aan den boord van het graf werden nog drie
redevoeringen uitgesproken, door Alf. Siffer, bestuurlid der Gentsche afdeeling van het Davidsfonds, Jul. Obrie, advocaat, namens de jonge balie, De Pauw, kantonalen schoolopziener en secretaris van Sleidinge. Deze laatste sprak namens den gemeenteraad en de geheele bevolking van het dorp. Het Davidsgenootschap heeft eene inschrijving geopend om op het kerkhof te Sleidinge een gedenkteeken op te richten. De commissie is samengesteld als volgt: baron Kervyn van Volkaersbeke, eere-voorzitter; L. De Reu, provincialen raadsheer, voorzitter; V. Cooreman, ondervoorzitter van den Katholieken Kring; Fr. De Backere, notaris; E. de la Kethulle en de Vleeschauwer voor de Vrije Kiesvereeniging; A. Siffer, student; J. Van Assche, notaris; G. Verspeyen, advocaat en F. De Potter, letterkundige, secretaris-schatbewaarder, aan wien men inschrijvingen of geldelijke bijdragen zenden kan, Bylokelei, 29 te Gent.