Warmte-inslurpingskracht.
In 't algemeen, hebben metalen, zooals goud, zilver, tin, eene geringe inslurpingskracht, terwijl bij ontglansde en donkergekleurde lichamen eene groote inslurpingskracht waar te nemen is. Daaruit blijkt, dat deze kracht geëvenredigd is aan de stralingskracht en in omgekeerde verhouding met de terugkaatsingskracht. Aldus: om spijzen langen tijd warm te houden, behoeft men ze te sluiten in blinkende metalen vaten en niet in donkergekleurde steenen potten, vermits de binnenwanden der eerste eene geringe warmte-inslurpingskracht hebben. Wanneer men eene schouw maakt, is het beter het binnenste van den haard met witte plaveisteenen te bedekken, dan wel met andere, om de warmte van het vuur in de kamer te doen terugkaatsen.
Donkergekleurde kleederen zijn doorgaans te warm of te koud, omdat hunne stralende kracht en hunne inslurpingskracht te groot is; in den zomer slurpen zij te veel warmte in van buiten naar binnen; in den winter, daarentegen, slurpen zij te veel warmte van ons lichaam in, om ze buitenwaarts uit te stralen; het zou dus beter zijn, zoo wel in den zomer als in den winter, lichtgekleurde kleederen te dragen. Vruchten van latboomen worden op korten tijd rijp, wanneer de muur, tegen welken ze geplaatst zijn, eene donkere kleur heeft; de inslurpings- en stralingskracht van den muur is alsdan zeer groot; integendeel, op witte muren worden de warmtestralen bijna gansch teruggekaatst in de ruimte, en gaan derhalve voor de vruchten verloren.
Dr. F.J. Matthyssens.