De Vlaamsche School. Jaargang 21
(1875)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijKarel Ferdinand Venneman.Deze kunstschilder werd den 6n Januari 1803 te Gent geboren. Een dertigtal jaren geleden, - al de kunstvrienden van zekeren leeftijd weten zulks, - bezat deze meester eene groote befaamdheid. Ten blijke daarvan schrijven wij hier het volgende af, uit het werk van J. Immerseel, die de opmerking maakt, dat Venneman een dergenen is, wier levensbijzonderheden tot een sprekend bewijs strekken kunnen, hoe echte kunstliefde alle moeielijkheden verwint en zich ten koste van menige opofferingen eenen weg baant naar het voorgestelde doel. ‘Pas negen of tien jaren oud zijnde, - zoo schrijft Immerseel, - werd Venneman bij een schoenmaker gezonden om diens handwerk te leeren; doch reeds toen gevoelde hij zijnen geest eene hoogere en edelere vlucht nemen, dan in den stand, waarin hij zich door de omstandigheden geplaatst zag, vereischt werd; zeven lange jaren bracht hij in zijns meesters sombere werkplaats door, doch de behandeling van els en pekdraad bleef hem steeds vreemd. Zijne levendige verbeeldingskracht hield zich met andere zaken, hoewel nog altijd onbestemd, bezig en dreef hem eindelijk van daar. Gedurende de twee daarop volgende jaren was hij bij een kabinetwerker in de leer; doch ook dit vlotte niet. Eindelijk werd bij meubelschilder, en dit vak bracht hem tot het gevoel zijner ware bestemming. Van lieverlede begon hij teekeningen te maken en vervolgens ook schilderijen. Intusschen gehuwd zijnde,Ga naar voetnoot(1) belemmerden de zorgen voor zijn middel van bestaan, zijne kunstoefeningen zeer; doch door zijne liefde voor de kunst gedreven, werd het eerste niet zelden veronachtzaamd en aan zijne hoofdneiging opgeofferd. Eindelijk besloot hij, op raad van den ridder Eduard Soenens, uit Gent, om het meubelschilderen, waardoor hij overigens in zijne behoefte kon voorzien, te laten varen en zich geheel aan de beoefening der hoogere kunst over te geven. Hij had toen reeds den leeftijd van 34 jaren bereikt. Naar Antwerpen gekomen, koos hij zich den bekenden genreschilder De BraekeleerGa naar voetnoot(2) tot leermeester. Zeventien maanden was hij in diens atelier werkzaam, en het doelmatig onderwijs en de vriendelijke raad die hij aldaar ontvangen mocht, hadden hem in dat tijdsverloop genoegzame bedrevenheid doen erlangen, om zich onder de leiding van zijn eigen genie en van de studie naar de natuur te kunnen ontwikkelen.’ Op de Antwerpsche tentoonstelling van 1837 zag men twee verdienstelijke voortbrengsels van zijn penseel: eene Hoendermarkt en een Binnenhuis met figuren; het eerste kwam in bezit van den heer J. Kooij, en het andere werd het eigendom van wijlen den heer Toelaar, beiden te Amsterdam. Op de Gentsche tentoonstelling in 1838 was van hem mede een Binnenhuis met figuren; ook dit vond dadelijk een kooper in den heer Van Tieghem, van Brugge. Brussel, 1839, Familiefeest, toebehoorende aan den heer Gevers. Antwerpen, 1840 (op de tentoonstelling voor den Rubenswagen), De bedelaar, en op de driejarige tentoonstelling, Het kaartspel en Eene rat in de val, door eenige omstanders getergd wordende, aangekocht door den heer Stappers. Onder de werken van dit tijdvak, noemt Immerseel: Eene drinkpartij; Eene slapende meid, die men een papieren muts opzet; Drie dronkaards enz. Hij verliet Antwerpen gedurende eenigen tijd om zich te vestigen in de gemeente Borgerhout, en niet Boom, gelijk Immerseel verkeerdelijk opgeeft. Later keerde hij in Antwerpen terug, waar hij een tweede huwelijk aanging met mejuffrouw Agnes Spae, die hem 6 kin- | |
[pagina 161]
| |
deren schonk. Met uitzondering zijner begaafde dochter, de befaamde schilderes Rosa Venneman, werden al de kinderen, uit Vennemans eerste en tweede huwelijk, hem door den dood ontrukt. Karel Venneman is, zijn leven lang, een onvermoeid werker geweest. Het getal zijner stukken mag inderdaad groot genoemd worden en er is, gelijk wij reeds aanstipten, een tijd geweest, dat zijne schilderijen, welke men onder den naam van Vennemannekens aanduidde, met graagte werden gekocht.Ga naar voetnoot(1) Zijn werk bleek evenwel niet volkomen bestand te zijn tegen de hoogere eischen, voortgevloeid uit de ontwikkeling die de kunst in latere jaren nam. Bleef de meester even werkzaam en was de keuze zijner onderwerpen in vele gevallen geestig en de samenstelling zijner tafereeltjes verdienstelijk te noemen, de glans van zijnen naam verdonkerde en verflauwde, omdat de uitvoering zijner schilderijen niet langer de vergelijking kon doorstaan met wat zijne jongere kunstbroeders leverden. Dit werd niet beter met het toenemen van des meesters jaren en zoo kwam het, dat Karel Venneman zijn eigen roem heeft overleefd. Den 22n Augustus verwisselde hij het tijdelijke met het eeuwige, ten huize zijner dochter, Cornet-de-Grezstraat nr 12, te Sint-Joost-ten-Noode, in welke gemeente zijn plechtige lijkdienst plaats had in de O.-L.- Vrouwekerk, op Woensdag, 24 Augustus, ten 10 ure, gevolgd van de begrafenis. Immerseel geeft in zijn aangehaald werk een goed gelijkend portret van Karel Venneman, op hout gesneden omtrent het jaar 1841. Hubert Meyer bracht in 1860 en later van Venneman twee andere portretten op steen, waarbij een dat zeer schoon is. D.V.S. |
|