De Vlaamsche School. Jaargang 21
(1875)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 150]
| |
Philip van Commines en zijn lofdichter.Dat de heer baron Kervyn van Lettenhove een der ijverigste leden is van de commissie der Belgische academie, die voor taak heeft de gedenkschriften onzer voorvaderen in het licht te geven, hoeft niet gezegd te worden. Men heeft slechts een oogslag te werpen in eene boekerij, die op de hoogte blijft der dagelijks verschijnende werken, om de overtuiging zijner onvermoeide werkzaamheid mede te dragen. Daar vindt gij zijne geschiedenis van Vlaanderen (Histoire de Flandre), voor welke de vijfjaarlijksche prijs van geschiedenis hem werd toegekend. Voor weinige dagen zag ik
de lofdichter en de wetenschap.
een vijfde boekdeel van dit werk aangekondigd, als te Brugge verschenen, bij Beyaert-Defoort, onder den titel: La Flandre pendant les trois derniers siècles. Verder ontmoet gij de werken en de kronieken van Froissart, de werken van Joris Chastelain, enz. enz.. Thans heb ik, dank aan eenen dienstwilligen vriend, die eene rijke boekerij bezit, de brieven en onderhandelingen van Philip van Commines voorhanden, van welke in den loop van 't verleden jaar een derde boekdeel verscheen ter drukkerij van Closson, te Brussel.Ga naar voetnoot(1) Men begrijpt gemakkelijk van welk aanbelang deze brieven en onderhandelingen zijn, als men herdenkt wie Philip van Commines was, en welk eene plaats hij bekleedt in de geschiedenis zijns tijds. Commines, met zijnen familienaam Van den Clyte geheeten, werd omtrent het midden der xve eeuw geboren, en werd door Philip, hertog van Burgonje, over de doopvont gehouden. Vele schrijvers doen hem te Commines in 1447 geboren worden; doch geboortejaar en -plaats zijn even onzeker. Hij bracht de jaren zijner jonkheid over aan het hof van Karel den-Stoute, met denwelken wij hem op verscheidene strijdvelden ontmoeten. Doch verwonnen door het goud van Lodewijk XI, verliet hij in 1472 zijnen meester, om den Franschen koning, die hem boven al de staatsmannen zijns tijds achtte en hem met gunsten en weldaden overlaadde, ten dienste te staan. Zijne gelukster verbleekte in het begin der regeering van Karel VIII zoodanig dat hij meer dan twee jaren in de gevangenis te Loches en te Parijs bleef opgesloten. Weldra echter wist hij het vertrouwen ook van dezen vorst te winnen, en in de laatste jaren zijns levens was hij aan het hof van Lodewijk XII. In zijne hoedanigheid van raadsman dier vorsten, werd hij met verscheidene onderhandelingen belast, en het zijn de - meest onuitgegevene - brieven, te dier gelegenheid geschreven, waarmede de heer Kervyn ons in kennis brengt. Men begrijpt dat die brieven, op verschillige tijdstippen opgesteld, zonder samenhang zijn; de lezer is onbewust van de omstandigheden waar zij mede in betrekking staan; doch de geleerde uitgever heeft in deze leemte voorzien door een breedvoerig en klaar verhaal der gebeurtenissen die ze zijn voorgegaan en ze hebben opgevolgd. Volgens het gebruik der oude schrijvers heeft de heer Kervyn in 't begin zijner uitgave een lofdicht geplaatst, dat onmiddellijk na den dood van Commines aan dezes weduwe, Helena de Chambes, door een ongekenden schrijver werd opgedragen. Het handschrift van dit gedicht maakte vroeger deel van de bibliotheek van 't kasteel van Anet; later hoorde het toe aan kardinaal Dubois, wiens boeken in den Haag werden verkocht, en op deze wijze ging het over naar de koninklijke boekerij dier stad, waar het door den heer Kervyn werd teruggevonden. Eenige der teekeningen die het werk versieren, naar de oorspronkelijke miniaturen door den talentvollenheer Ed. Vermorcken, leeraar aan de koninklijke academie van Antwerpen, op hout gesneden, vergezellen het dichtstuk en wij hebben het genoegen diezelfde houtgravuren onzen lezeren te kunnen voor oogen stellen. De heer Kervyn schijnt te vermoeden dat de miniaturen door den dichter zelf werden geschilderd en dat deze niemand anders zou wezen dan de kapelaan van Commines, Joannes Pélerin, die voor den schrijver doorgaat van een werk De artificiali perspectiva. Het lofdicht, in hoogdravende en duistere verzen met proza doormengd geschreven, draagt voor titel: Le séjour de dieul pour le tréspas de Messire de Commines seigneur d'Argenton. De dichter begint met te verhalen hoe op zekeren achttienden dag der maand October (sterfdag van Commines, 1511), wanneer het aangename van kruiden en bloemen van het veld is verdwenen, hij, vermoeid, afgemat en door droevige gedachten gekwollen, de rust zoekende, op zijn leger was uitgestrekt, wanneer eene eerbiedvolle vrouw voor zijne oogen zich kwam vertoonen, die door geheel hare houding eene diepe droefheid verried. De naam dier vrouw is Cognoissance, de wetenschap. Zij ziet des dichters | |
[pagina 151]
| |
ontroering en verwondering over verschijning, maar geeft weldra het doel van haar bezoek te kennen: Wat doet gij hier, zegt zij, hebt gij de droevige tijding niet vernomen, dat het huis ven uwen vriend. door dezes overlijden, een huis van rouw is geworden? - Onmiddellijk geleidt vrouw Wetenschap den dichter in eene woning, die hij vervuld ziet met eene menigte van personen, allen in rouw gekleed en bedroefd over den dood huns meesters. Zij stappen verder door en treden eene groote zaal binnen, waar hij wederom verscheidene personen ontwaart, met zulk eene droefheid vervuld als hij nimmer zag; vooral in eene groep van vrouwen is er eene wier droefheid boven die van al de andere uitschijnt. Het is de meesteres des huizes, die te recht de treurige mag genoemd
het sterfhuis van philip van commines.
worden. Hier heft de huisvrouw - de lezer heeft Helena de Chambes, Commines's echtgenoote, erkend - eene jammerklacht aan, die voor titel heeft: La complainte de la dolente. Zij vergelijkt haarzelven aan Andromache, van haren Hector beroofd. De vriend dien zij verloren heeft, was versierd met alle slag van deugden en vrij van alle ondeugden. Moedig was hij, want nooit trok hij achteruit voor den vijand, noch te Monthéry, noch in vijf andere veldslagen, waarvan de laatste te Fornoue plaats greep. Wijs was hij gelijk Salomon, welsprekend gelijk Thalès, verstandig gelijk Virgilius, voorzichtig als Aristoteles. Der wereld was hij door God ten voorbeelde geschonken..... (Wordt voorgezet.) |
|