Vlaamsche schrijvers der oude hoogeschool van Leuven.
XI. Emanuel-Balthazar van den Gheyn.
Schoon ik niets uit de pen dezes Leuvenaars gezien heb, wil ik hem echter eenige regels wijden, daar er van hem geschreven staatGa naar voetnoot(1) dat hij de gaaf bezat van met veel gemak Nederduitsche verzen te maken. Hij was zoon van Mathias Van den Gheyn, den grootsten orgel- en beiaardspeler der xviiie eeuw, en van Maria-Catharina Lints, zuster van Sint-Peeters pastoor, die zijnen neef doopte den 19n Juli 1748. Na in het college der H. Drievuldigheid zijne kleine scholen geëindigd te hebben, betrok hij het Castrum, om de wijsbegeerte te leeren, en werd in 1768 den 4e op 128 medekampers uitgeroepen. Hij verkreeg ook den graad van bachelier in godgeleerdheid en werd leeraar van wijsbegeerte in 't Castrum van Juni 1773 tot October 1783, wanneer zijne zwakke gezondheid, die hem reeds in 1780 de pastorij van Contich had doen weigeren, hem dwong zijn ontslag te nemen, Hij bezat ook eene prebende in Sinte-Waltrudis te Bergen. Hij overleed den 26n Januari 1810. Van den Gheyn, die ook muzikant was, had tot voorzaat in zijn leeraarschap gehad Jac. Bosch, van Turnhout, die in 1758 primus Artium was en den 9n Juni 1773 overleed, en tot opvolger Jan Wilh. Hovelmans, van Buur, die in 1776 de 4e was der eerste linie.
Wilsele bij Leuven.
L.W. Schuermans, pr.