Hierop volgde eene belangrijke woordenwisseling, uitgelokt door de beschouwingen van den heer Everts over de inrichting van het slot te Muiden, tot een museum of eene boekverzameling. Achtereenvolgens voerden het woord de heeren Alberdingk Thijm, die zich vooral gelegen liet aan de bouwkundige herstelling, Beijnen, Van Vloten, Zegers, Veeckens en Vosterman van Oijen. Aan de twee eerstgenoemde sprekers werd opgedragen het schrijven van eene memorie over de behandelde aangelegenheid.
De heer Hamelberg deelde vervolgens zeer belangrijke bijzonheden mede over de twee Nederlandsche republieken in Zuid-Afrika.
De heer Van der Auwera droeg eene levensschets voor van Jacob Duym, een Leuvensch dichter der xvie eeuw, die zich naar Leiden overplaatste en vooral op staatkundig gebied werkzaam was. Hiermede liep de zitting af.
Derde afdeeling. Beraadslaging over de scholen voor volwassenen. Sprekers: de heeren Van der Cruyssen en Van Driessche.
Daarna droeg Peter Benoit eene alleszins belangrijke studie over de muziek voor. De redenaar wist in ruime mate de vergadering te boeien, door zijn krachtig en van diepe overtuiging sprekend woord. De voozitter betuigde den heer Benoit op gansch bijzondere wijze zijnen dank, terwijl hij wees op de vruchten, die het werk van den uitstekenden toonzetter reeds gedragen had, het tot stand komen namelijk van eene eigenaardige Vlaamsche muziekschool. De heer Benoit antwoordde, dat hij, voor het welslagen zijner pogingen, niet weinig verschuldigd was aan de medewerking der heeren Em. Hiel, J. Van Beers, de Geyter, Cosyn, Adriaensen, Hansen, Goovaerts en andere Vlamingen. Over de nationaliteit op muzikaal gebied voerden beurtelings het woord de heeren Piccardt, Grandt, Nijhoff, Adriaensen, J.W. Brouwers, Cosijn, Jacobson, Benoit en de Geyter. De beraadslaging leidde tot geene stemming. Verschillende bedenkingen, tegen Benoits gedachten aangevoerd, onder andere door den heer Nijhoff, werden, onzes dunkens, door Peter Benoit op afdoende wijze weerlegd. Daarna werd de zitting gesloten.
Voordat zij zich naar de tweede algemeene vergadering begaven, woonden de meeste congresleden de muziekuitvoering bij, welke plaats had in den Vrijthof en waarmede het muziekkorps van het 2e regiment infanterie veel eer inlegde.
Algemeene vergadering. De eerw. heer M.H. Smiets, leeraar te Roermond, bekwam de eerste het woord. Hij hield eene belangwekkende voordracht over Matthias Kessels, den Maastrichtschen beeldhouwer, geboren in 1784 en te Rome in 1836 gestorven.
Vervolgens spreekt de heer Odilon Perier (Dendermonde) over het gebruik van de Nederlandsche taal bij de Belgische rechtbanken, en wijst op sommige misbruiken in de toepassing der betrekkelijke wet. Hij zou wenschen, dat van wege het congres geschreven werd aan den Belgischen minister van justitie, om zijne aandacht in te roepen op de bewuste misbruiken en om te vragen dat de kennis der Vlaamsche taal eene vereischte zij voor alle ambtenaren in de Vlaamsche provinciën, dat de vertaling van het strafwetboek, bewerkt door den heer De Hondt, officieel zou verklaard worden en dat bij elke rechtbank een kundig vertaler zou aangesteld worden. Overeenkomstig eene opmerking van den heer Alberdingk-Thijm werd besloten, dat aan voornoemden minister een uittreksel uit het verslag der tweede algemeene vergadering zou medegedeeld worden.
Mev. Lina Schneider bekwam hierna het woord, om eenige verzenstukken, door haar uit het Nederlandsch in het Hoogduitsch overgezet, voor te dragen. Als dusdanig bracht zij ten gehoore: Die ik het meest heb lief gehad en De plicht, van De Genestet, Wanneer de kinderen groot zijn, van Beets, en Tweeling is de mensch geboren en Het tweede scheppingslied, van Ten Kate. De dichteres werd lang en hartelijk toegejuicht.
Met eene voordracht van den heer Alberdingk-Thijm over Klemtoonleer werd de vergadering besloten.
Ten 5 ure woonden de congresleden in het casino Slavante eene muziekuitvoering bij, ingericht door de Groote societeit; zij trokken vervolgens den in het licht gestelden uitgeholden St.-Pietersberg door en verschenen des avonds op een ter hunner eer in voornoemd casino aangericht dansfeest, waar de dames van Maastricht het bewijs leverden, dat ook Limburgs hoofdstad roem dragen mag op de schoonheid en de lieftalligheid harer vrouwen.
(Wordt voortgezet.)
Wij voeden alle schepselen, om ons te voeden; en wij voeden ons zelf voor de maden.
Shakespeare.