Over de stralende warmte.
De warmtestralingskracht der lichamen schijnt afhankelijk te zijn van den aard hunner vlakte, en is des te kleiner naarmate deze vlakte meer glad is.
Om zulks te bewijzen, doet men de volgende proefneming. Men neemt een vierkantig metalen bakske, waarvan een der buitenvlakten zeer glad is, terwijl de andere verscheidelijk ontglansd; zijn men plaatst dit bakske, met warm water gevuld, voor eene terugstralende holle vlakte, op eenen afstand van drie tot vier voet, en tusschen deze beide voorwerpen plaatst men den bol van eenen warmtemeter van Leslie; alsdan bemerkt men, dat de gladde vlakte aan den warmtemeter minder warmte overbrengt dan die welke ontglansd zijn. Dit schijnt daardoor veroorzaakt te zijn dat ontglansde vlakten meer uitgestrektheid hebben dan die welke zeer glad zijn. De kleur der stralende vlakten oefent eenen zekeren invloed uit op de hoeveelheid der stralende warmte.
Dr. F.-J. Matthyssens.