De Vlaamsche School. Jaargang 21

De Titusboog te Rome.

De hier afgebeelde voorstelling, versiert eene der zijden van den te Rome nog bestaanden Titusboog, die opgericht werd ter herinnering van den weergaloos prachtigen triomftocht, in het jaar 70 na Christus' geboorte te Rome gevierd, ter gelegenheid van het einde van den oorlog die de verwoesting van Jeruzalem en den geheelen ondergang van het Joodsche volk na zich sleepte. Zooals bekendis, borst de opstand der Joden in het jaar 65 na Christus' geboorte uit. In het jaar 67 droeg Nero aan Titus Flavius Vespasianus het opperbevel over het leger op, dat naar Palestina gezonden was, om de oproerige Joden te beoorlogen. Juist was het Romeinsche leger het beleg van Jeruzalem begonnen, toen Titus Flavius Vespasianus tot den troon geroepen werd. Hij vertrok naar Rome en liet aan zijn oudsten zoon, die hem in den krijg vergezelde, het opperbevelhebberschap over. Deze bracht het volgende jaar den bloedigen krijg ten einde, door de verwoesting van Jeruzalem. Nog hetzelfde jaar had de feestelijke intocht plaats, die door den Titusboog is vereeuwigd.

Dit gedenkteeken, welk in den loop der eeuwen veel geleden heeft, was gemaakt uit wit marmer. De groote boogpoort staat tusschen twee gegroefde pilaren; twee andere pilaren zijn gebroken; op de zware kroonlijst, die versierd is met verheven gewerkte figuren, geeft een opschrift te kennen, dat het gedenkteeken werd opgericht ter eere van den zegepralenden keizer Titus (de verwoester van Jeruzalem beklom in het jaar 79 den keizerlijken zetel) en van (zijnen vader) Vespasianus. Het opschrift luidt als volgt:

Senatvs
Popvlvsqve. Romanvs
divo. Tito. divi. Vespasiani. F
Vespasiano. Avgvsto

De voornoemde keizers waren, volgens het gebruik, onder de goden geplaatst.

In de poort, aan den eenen kant, is Titus afgebeeld op zijnen triomfwagen, bespannen met vier paarden naast elkander en omgeven van krijgsvolk.

Aan den anderen kant staat afgebeeld, wat hier gedeeltelijk voorgesteld is op onze plaat, namelijk de roof uit den tempel van Jeruzalem, door genoemden keizer veroverd: Romeinsche

[p. 46]

soldaten dragen den gouden kandelaar en andere gewijde vaten, alsmede de heilige tafel uit de Joodsche offeranden; achter de met krijgsbuit zwaar beladene soldaten, volgen gevangene Joden, die in triomf naar Rome worden medegeleid. Dit laatste gedeelte van de voorstelling, komt op onze plaat niet voor.

Al het opgenoemde is prachtig verheven gewerkt in de marmeren zijmuren van de zegepoort.

De Joden, die, zooals men weet, zeer talrijk te Rome zijn, vermijden zooveel mogelijk onder den Titusboog door te gaan. Wanneer zij dit gedenkteeken van hunnen ondergang voorbij moeten, kiezen zij gewoonlijk den smallen weg, die zich aan den eenen kant van de poort bevindt.