De huizen in China.
In 1871 bladz. 181 gaven wij de afbeelding van eenen Chineschen winkel; thans deelen wij de afbeelding mede van een aanzienlijk Chineesch huis van binnen gezien. Gewoonlijk bestaan de huizen in China uit een enkele verdieping, van binnen in onderscheidene kamers verdeeld en alleen langs den kant eener binnenplaats van vensters voorzien. Het aanzienlijkste vertrek, dicht bij de deur, dient zoowel om er den maaltijd te houden als om
er vreemdelingen te ontvangen. Meer achterwaarts zijn de afzonderlijke kamers, waarvan de portalen door nederhangende zijden of katoenen gordijnen zijn afgescheiden. Dicht bij Peking, en vermoedelijk ook elders, zijn de meeste kamers voorzien van eene bedstede van gebakken steen, met eenen oven er onder, om ze des winters te verwarmen. Zij zijn gewoonlijk belegd met eene vilten mat, welke, te gelijk met de warmte, huisvesting verleent aan vrij wat ongedierte. Die stookplaatsen zijn evenwel gedurende strenge winters hoogst noodzakelijk, wanneer voor de aanzienlijker huizen het vuur buiten het vertrek wordt aangelegd; maar in de armoedige woningen is de stookplaats van binnen, en dient zoowel om het eten te koken als om zich te warmen, en daar rondom zit ook het geheele huisgezin. Aan de huizen van aanzien vindt men in den voorgevel drie deuren, bestaande uit twee openslaande in het midden, en ééne van weerskanten. De beide laatste dienen voor gewone gelegenheden, terwijl de middelste alleen dient om aanzienlijke genoodigden in te laten. Aan de kanten hangen twee groote ronde lantarens, waarop de naam en de rang van den bewoner geschreven staan, zoodat men die zoowel bij den avond, wanneer lichtende lantarens aangestoken zijn, als bij den dag, lezen kan. Voorts is er binnen het huis een overdekte gang, alwaar de draagstoel staat, welke versierd is met rood verlakte raampjes of bordjes, waarop met vergulde letters de titels van elken eigenaar van aanzien voluit geschreven zijn. In de groote huizen worden zelden trappen gevonden, behalve de stoep door middel van welken zij boven den vlakken grond verheven zijn. Het metselwerk van de grondslagen is zeer sterk, hecht en fraai, en in den omtrek van Canton overal van graniet. De muren zijn van blauwen baksteen, hetwelk de vreemdelingen ten aanzien van de schoonheid van hun tichelwerk in een verkeerden waan zou brengen. Zij werken ook met groote bekwaamheid in pleister, waarmede zij dieren, bloemen en vruchten
afbeelden, welke somtijds naar het leven gekleurd zijn. De goedkoopheid van die sieraden maakt dat zij zeer gezocht zijn. De wijze waarop de Chinezen hunne daken bedekken, is zichtbaar ontleend aan het gebruik van den gespleten bamboes. Daar de dwarsche snede van de pannen eenigszins cirkelvormig is, worden zij met de holle zijden naar boven op de daken gelegd, om zoo doende als tot goten te dienen. Doch daar de regen op die wijze tusschen de reten, waar zij elkander raken, zoude doorzijpelen, worden er pannen in eene andere richting over heen gedekt en het geheel wordt aldus verder met kalk in elkander gevoegd. In steden alwaar de ruimte eene zaak van belang is, hebben de huizen en winkels van het grootste gedeelte der inwoners eene bovenverdieping en is nog daarenboven op het dak menigmaal een houten plat aangelegd, hetzij om er goederen op te drogen of om er in de warme zomeravonden een luchtje te gaan scheppen. Die gewoonte maakt hunne huizen zeer onderhevig aan brandgevaar. Niets verwondert de Chinezen zoo zeer, als de beschrijving of afbeeldingen der huizen in Europa met vijf of zes verdiepingen, en men verhaalt dat een hunner keizers eens gevraagd heeft, of het door de geringe uitgestrektheid van grond kwam, dat de inwoners hunne huizen zoo nabij de wolken bouwden. De pracht der Chinesche woonhuizen wordt eenigermate geschat naar de uitgestrektheid van den grond, welke zij beslaan, en naar het aantal en de ruimte der binnenhoven en der bijgebouwen. De wezenlijke ruimte wordt dikwijls nog vergroot door slingerende gangen of galerijen, in eenen zeer goeden smaak met snij- of traliewerk versierd. De wandelpaden zijn dikwijls met beschilderde tichelsteenen belegd. Groote kommen of vijvers vol gewijde lotusbloemen behooren bij elk aanzienlijk landhuis, en die vijvers zijn gewoonlijk vol goudkarpers en andere visschen. Men ziet er uit het water of uit den grond, in nabootsing der natuur, kunstmatige rotsen opsteken, en daarin zijn hunne dwergboomen geplant.