Over de verspreiding der warmte.
1. De warmte verspreidt zich op twee verschillige wijzen, te weten: door de zelfstandigheid der lichamen zelve, of op afstand. Dagelijksche verschijnsels geven ons een voorbeeld van de verspreiding der warmtestof door de zelfstandigheid der lichamen, bij voorbeeld, wanneer men een niet zeer lang stuk ijzer gloeiend maakt aan een zijner einden, ondervindt men weldra dat het min of meer heet wordt in zijne gansche uitgestrektheid. En ingeval men het ijzer in het vuur laat totdat deszelfs warmte niet meer vergroot, vindt men, dat, voor afstanden van het vuur, gelijk aan 1, 2, 3, 4, enz., de warmte vermindert in evenredigheid met de cijfers 1, ½, ¼ ⅛. Deze vermindering in de warmte, naarmate de afstand van het heete punt vergroot, verklaart waarom men een ijzeren vuurhaak, die aan het ondereinde gloeiend is, met het ander einde in de hand kan houden zonder zich te verbranden. Verders is deze vermindering in warmte des te grooter naarmate het heetgemaakte voorwerp minder dikte heeft, zoodat voor twee ijzeren latten van verschillige dikte, de afstand der plaatspunten op denzelfden warmtegraad tot het punt der verhitting, gelijk is aan den vierkanten wortel der dikte. Bij voorbeeld, indien eene ijzeren lat verdund wordt tot ¼, 1/9, 1/16, zal het plaatspunt, dat op 60 graden warmte was, dichter nabij het punt der verhitting komen, en wel op zulke wijze dat deszelfs afstand verandert op de ½, ⅓, ¼, enz.; ook kan men eenen ijzerdraad vastnemen op eenen korten afstand van deszelfs gloeiend gedeelte. Alle lichamen zijn niet even goede geleiders der warmtestof. Te dien opzichte hebben de metalen den voorrang boven de andere stoffen: steen, glas, porselein, hout, kool, wollen stoffen, zijn slechte geleiders der warmtestof.
Dr. F.-J. Matthyssens.