Kroniek.
Antwerpen. - De Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde heeft eenen wedstrijd geopend voor het verzamelen van Vlaamsche Idiotismen. De handschriften der mededingers moeten vóór den 1en Januari 1876 gezonden worden aan den heer Th. Roucourt, secretaris der maatschappij, Hopland 51, te Antwerpen, bij wien uitgebreide programmas verkrijgbaar zijn. De volgende prijzen zullen worden toegekend: 1e, 600 fr., 2e, 400 fr. en 3e, 200 fr. Bovendien zullen loffelijke meldingen en geldelijke belooningen aan meerdere verdienstelijke stukken kunnen toegewezen worden, De taalminnaars, die zelven niet zouden willen mededingen, worden vurig aanzocht, het hunne te willen bijdragen om het werk der idiotismen zoo volledig mogelijk te maken. De ingezondene handschriften blijven het eigendom der maatschappij, die ze benuttigen zal.
- De voortreffelijke fluitspeler Theophiel Anthony, van Heyst-op-den-Berg, over wien wij in 1874 op blz. 25 loffelijk gewaagden, doet eene omreis in Duitschland en geniet er den grootsten bijval, onder andere met het concerto voor fluit, door zijnen meester Peter Benoit geschreven. Het spel van den jongen muzikant en de eigenaardige muziek van den uitstekenden Vlaamschen toonzetter die aan het hoofd der Antwerpsche muziekschool staat, worden om het meest toegejuicht, zoo te Dresden als te Leipzigen elders.
- Verbond voor kunsten, letteren en wetenschappen. Op 1 Februari waren de volgende tafereelen tentoongesteld: A. De Braekeleer, Rustend loteling, ontleend aan het werk van Conscience; het landschap is uitmuntend, maar het geheel mist samenhang; - J. Wagner, Een ernstig onderzoek, een lief, met zorg bewerkt stukje, doch eenigszins koud van toon: Fruit en toebehooren, mag als toon en schildering met de beste stukken in dit vak vergeleken worden; - J.E. Van den Bussche, Episode uit 1812 (soldaten van het groote Fransche leger, verloren in eene onafzienbare dik besneeuwde vlakte in Rusland en Napoleon I die hen in eene slechte koets voorbij ijlt); als samenstelling zeer verdienstelijk, maar de uitvoering laat te wenschen; des schilders Madridsche vrouw is minder goed bewerkt dan zijn Carlisten hoofdman; - J. Carpentier, Aschdag (een slordig verkleed manspersoon die zijne woning opzoekt in eene donkere onreine steeg), De zinnelooze (naar het gedicht van Van Beers), twee goede tafereelen; - P. Verhaert, Voor en na het middagmaal, twee verdienstelijke stukjes; - H. De Cock, Omstreeks Deurne en een Vijver omstreeks Temsche, zeer aangenaam van toon en kleur; - A. De Keyser, Ondergaande zon en Oevers van de Schelde, bevatten zeer schoone hoedanigheden; - A. De Bergh, Jonge bedelares; - Van Lil, Het rouwbeklag; - H. Redig, Om gezien te worden, verraadt vooruitgang; - J. Janssens, een zwierig geschilderd landschap; - L.
Derickx, Gezicht op den ingang van een bosch en Gezicht op een buitengoed; - Elwell, een jong Amerikaan, te Antwerpen verblijvende, Gezicht op Antwerpen en Gezicht op Dordrecht; - Wolters, Gezicht op Burcht; - J. Moerenhout, De valkenier; - Sibert, portretten die overijlden arbeid verraden.
Leuven. - Den 17n Januari, 's middags, hield het studentengenootschap Met tijd en vlijt zijne plechtige jaarlijksche zitting, in de promotiezaal ter Halle. Den vorigen avond had de zeer eerw. heer Van Hove, in het Oratoriënhof, ten aanwezen van ruim 200 studenten, eene belangrijke en zeer gesmaakte voordracht over de dichterlijke schoonheden des bijbels gehouden. De jaarlijksche zitting werd ingeleid door den heer V. Jacobs, die het verslag over de genootschappelijke werkzaamheden in 1873-74 las. Daarna droeg Lodewijk De Koninck eenige stukken voor uit het vervolg van zijn werk Het menschdom verlost (door ons besproken in 1874, bladz. 98 en vgg.); de dichter oogstte grooten bijval. De zitting werd besloten met de uitreiking, door den heer ondervoorzitter P. Alberdingk Thijm, van boekwerken aan de heeren studenten Delaroyère, Bauwens en Bieberstein, die hunne examens hebben afgelegd in het Vlaamsch. Ten 3 ure had het jaarlijksch feestmaal plaats in het museum ter Halle, waar het welgelijkend model van het borstbeeld van den rector magnificus, mgr. Namèche, door L. Fraikin, tentoongesteld was. Een honderdtal gasten waren rond den disch geschaard. Het nagerecht gaf het sein voor de toasten, waartusschen wij de volgende vermelden: aan mgr. Namèche door P. Alberdingk Thijm; aan den onderrector mgr. Cartuyvels; aan den hoogleeraar P. Willems door Schelstraete; aan den hoogleeraar P. Alberdingk Thijm door Blancquaert; aan de Antwerpsche leden door Van Hove; aan L. De Coninck door P. Maes; aan de geneesheeren Wauters en Heylen door Schuermans; aan professer David door J. Brouwersz; aan E. Van Straelen door D. Van Spilbeeck; aan de Alma Mater door L. De Koninck; aan V. Jacobs en Van Winckel door De Sadeleer; aan den zeer eerw. heer Van Hove door Schuermans; aan den zeer eerw. heer Schuermans door Bausart; aan Conscience door D. Van Spilbeeck. Verders werden nog
redevoeringen uitgesproken of liederen gezongen door P. Alberdingk-Thijm, Jan Bols, Steenbergs, Caris, Bleyenberg, De Pooter, Hendrickx en anderen.
- De heer J. Brouwersz, schoolopziener, is benoemd tot ridder der orde van Wasa.