De keizer van China.
Den 12n Januari overleed de keizer van China in nauwelijks 19-jarigen ouderdom, aan de gevolgen eener pokziekte. Hij noemde zich Toung-Chih-Toing en was in 1872 in den echt getreden met de dochter van den rector der academie van Peking. Naar aanleiding van dit sterfgeval, nemen wij hier eenige lezenswaardige bijzonderheden op, aangaande de keizerlijke waardigheid in het Hemelsche-Rijk en deelen eene toepasselijke plaat mede. Het hoofd der regeering van China is een keizer, die onbepaald gebied
teekening van mercier, houtsnede van pannemaker.
voert en in de Mongoolsche taal
Bogdochan (de geheiligde koning) en in de Chinesche
Chuandi (de hoogstwijze keizer) genoemd wordt; zijne titels zijn:
de Zoon des Hemels,
de Tienduizendjarige, enz. Hij wordt met goddelijke eerbewijzen gediend, en de hoedanigheden van alomtegenwoordigheid door zijn rijk wordt hem toegekend. De keizer aanbidt den hemel, het volk aanbidt den keizer. Het is opmerkelijk dat, ondanks dit alles, de vorst, wanneer hij van zich zelven spreekt, gewoonlijk benamingen van eene gemaakte nederigheid bezigt, als bij voorbeeld ‘
de onvolmaakte mensch,’ hetgeen eene volkomene tegenoverstelling oplevert met de hoogmoedig opgeblazene en zichzelven verheffende uitdrukkingen der overige Oostersche vorsten. Elke inrichting van rang daarentegen is in China geschikt, om het gevoel van ontzag levendig te houden. Niemand hoegenaamd mag, het zij in een rijtuig of te paard, de buitenpoort van het paleis voorbijrijden. Aan den ledigen troon of eene eenvoudige gordijn van gele zijde wordt even alsof de keizer er tegenwoordig was, goddelijke eer bewezen. Een brief van den keizer wordt in de provinciën aangenomen onder het branden van wierook, en met de oogen naar Peking gekeerd. Er is een geplaveide weg naar de groote gehoorzaal, welke door niemand buiten den keizer mag betreden worden. Ten zelfden tijde, en alsof zijne uitnemende majesteit geen luister van eenige persoonlijke eer konde ontleenen, is hij ook, geheel tegen het gebruik van andere Aziatische vorsten, van zijne hovelingen onderscheiden door eene veel eenvoudiger kleeding dan de hunne.
Het geel, des keizers kleur, schijnt tegenwoordig eer gebruikt te worden om voorwerpen te onderscheiden, welke tot zijn gebruik dienen of op eenige andere wijze tot hem in betrekking staan, dan een gedeelte van zijn kleedsel uit te maken, behalve bij zeer buitengewone omstandigheden.
De keizer heeft de vrijmachtige beschikking over de troon-opvolging, en kan, wanneer hem zulks behagen mocht, zijnen erfgenaam buiten zijn eigen geslacht verkiezen. Dit is van onheugelijke tijden aldus geweest. 's Keizers bekrachtiging wordt op de openbare stukken geplaatst door het drukken van een zegel van ettelijke duimen in het vierkant, en vervaardigd van eenen groenachtig witten steen, door de Chinezen Yu geheeten. Heeft er de keizer nog eenige bijzondere aanmerkingen bij te voegen, zoo worden er die in het rood naastgeschreven, met hetgeen het vermiljoenspenseel heet. Alle keizerlijke bekendmakingen van eenen bijzonderen aard worden, na aan het bijzonder ministerie waartoe zij behooren te zijn gericht geweest, in het nieuwsblad van Peking openlijk bekend gemaakt, welk blad niets anders bevat, dan hetgeen tot het hoogste bestuur betrekking heeft, dat is, tot de verslagen aan den keizer gericht of tot bevelschriften, welke onmiddellijk van hem komen. Eenige stukken daarin te vervalschen, zou den schuldigen het leven kosten.
Als hoogpriester des rijks offert de zoon des Hemels alleen, met zijne onmiddelliijke vertegenwoordigers, in de tempelen des bestuurs, offeranden van dieren, en brandt hij aldaar wierook. Die plechtigheden, van het vasten en reinigen voorafgegaan, komen volmaakt overeen met de offeranden van de geschiedenissen der oudheid. Er worden geene geestelijken ten koste van het algemeen onderhouden, vermits de vorst en zijne hooge staatsdienaren die bediening waarnemen. De twee godsdienstige sekten van Fo (Buth) en Taou, welke alleen gedoogd worden en niet gehandhaafd door het bestuur, bestaan enkel en alleen van hare eigene middelen of van vrijwillige giften. Het is eene treffende bijzonderheid dat de leer van Confucius de heerschende in China gebleven is, hoewel de veroveraars van dat land die leer niet waren toegedaan.