De Vlaamsche School. Jaargang 21(1875)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] De Schaatsenrijders. Romance. 't Is winter! 't is winter! Het water ligt vast; Haal schaatsen en wanten en bont uit de kast, En spoed u naar buiten, waar het ijsveld u wacht Met al het genot dat u daar tegenlacht. Aaneengeschakeld bij de vingren, Zie ze glijden, zie ze slingren, Zwenken, zwaaien, statig wiegen, En in tooverzachte vlucht Pijlsnel vliegen Door de grauwe winterlucht.... Langs hier en langs daar, Zweeft de reie, paar aan paar; Dan, op eens uiteengeschoten, Rukt ze, hand in hand gesloten, Weer vooruit in breede schaar. O wat lief en bont gewiegel Op den gladden waterspiegel! Flink gezwenkt! Langs hier, langs daar, Arm aan arm en paar aan paar, Is de drom nu voortgegleden En, op dreigend doodsgevaar, De open kloof voorbijgereden.... Knapen en meiden zoo jeugdig te been Zwaaien en draaien nu weer ondereen En scharen. Bij paren, Zich verder bij een. Zij keeren en staan, Gebaren en slaan Woest om zich heen, En loopen Bij hoopen... Gehuil en geween?... Weg met de schaatsen! Brengt dreggen en haken, Ladders en koorden! Het ijs spleet zijn kaken: Een paar van de rijders verdween... o Ramp! daar haalt men ze uit het water! Daar liggen ze op den ijsvloer neer... Waar bleef nu de vreugd met haar jublend geschater?.. Zij verroeren zich niet meer. Hendricx. Borgerhout. Vorige Volgende