Over de uitzetting der lichamen door warmte.
Alle lichamen ondergaan eene uitzetting door warmte, eene inkrimping door verkoeling. De uitzetting, verondersteld dat er eene warmtestof bestaat, schijnt veroorzaakt te wezen door eene ophooping van warmtestof tusschen de poriën van het lichaam.
De uitzetting der harde lichamen is zeer klein; zulks laat veronderstellen, dat de aantrekkingskracht hier de werking der warmtestof wederstaat. Volgens proefnemingen van Dulong en Petit is de uitzetting der harde lichamen gelijkvormig tusschen 0 en 100 honderddeelige graden; daarna vermeerdert zij voor elken warmtegraad.
Doorgaans vergenoegt men zich door proefneming de uitzetting der harde lichamen in de lengte te bepalen, vermits men alsdan bij berekening de uitzetting kan vinden in de breedte en in de dikte.
De volgende lijst geeft de langstrekkende uitzetting der meest gebruikte harde lichamen voor eene warmte van 0 tot 100 graden volgens proefnemingen van Lavoisier en Laplace:
Benaming. |
Uitzetting in breuken voor elken warmtegraad. |
Flintglas |
1/1248 |
Witgoud |
1/1167 |
Glas (met lood) |
1/1147 |
Glas (zonder lood) |
1/1142 |
Staal (ongetemperd) |
1/927 |
IJzer (geslagen) |
1/819 |
Ijzerdraad |
1/812 |
Staal (getemperd) |
1/807 |
Goud |
1/682 |
Koper |
1/584 |
Koper (geel) |
1/535 |
Zilver |
1524 |
Tin (Indiaansch) |
1/516 |
Tin van Falmouth |
1/462 |
Lood |
1/351 |
Dr. F.J. Matthyssens.