Pieter Geeraard Vertin.
De kunstschilder, van wien wij hiernevens eene keurige steendrukplaat mededeelen, vervaardigd naar een zijner tafereelen, werd te 's-Gravenhage geboren op 21 Maart 1819 en in de kunst opgeleid door den kunstschilder B.J. Van Hove. Evenals zijn meester, beoefent hij het vak der stads- en havengezichten. Zijne gewrochten zijn alom gekend en worden gretig aangekocht. Reeds in 1840 prijkte van hem in de Antwerpsche tentoonstelling van een Album ter eere van Rubens eene waterverfschildering. In 1841 in zijne geboortestad een stadsgezicht met een aantal personen in kleederdrachten van de xviie eeuw. Sedert dien nam hij deel aan de voornaamste tentoonstellingen van Holland en België. In Antwerpen zagen wij van hem in 1843 een Zicht der oude kerk van Delft; - 1852: een Hollandsch stadsgezicht; - 1861: twee stadsgezichten waarvan één door de maatschappij van schoone kunsten voor de verloting werd aangekocht en bij de trekking aan Z.M. Leopold I ten deele viel; - 1864: twee Hollandsche stadsgezichten; - Het jodenkwartier te Amsterdam en de Vischmarkt te Utrecht; - 1870: Gezicht op de stad Alkmaar, aangekocht voor de verloting en bevallen aan Mejuffer Delvaux. Op de Brusselsche tentoonstelling van 1872 prijkten van Vertin twee Gezichten uit de steden Leiden en Enkhuizen. Te Antwerpen stelde hij in 1873 ten toon een Gezicht der Utrechtsche hoofdkerk, Vliet te Alkmaar en een Alkmaarsche marktdag.
Nevenstaande plaat is voorzeker in de hoogste mate geschikt om een uitstekend gedacht te geven van het talent van den voortreffelijken meester. Wat een leven, wat eene beweging, wat eene drukte van verkeer in dien kleinen hoek van de bedrijvige Hollandsche stad! Men waant te hooren het gedommel, het geraas, dat opstijgt uit den drom van die druk bezige menschenmassa. De honderde geroepen en kreten die u in de groote steden tegenklinken, galmen u als in het oor bij het beschouwen der meesterlijke plaat. Mijd u! schreeuwt de man die zijn wagentje door al die menschen heen voortkruit. Versche visch, versche mosselen, versche haring, versche groenten! Koop! koop! zoo laten de leursters zich hooren, waarvan wij er eenige zien, die hare waren afleveren of in onderhandeling zijn met zuinige huismoeders, die, om een dubbeltje of een stuiver afslag te verkrijgen, eene vasthoudendheid en eene welbespraaktheid aan den dag leggen, welke des te meer eigenaardige bewondering verdienen, daar de afdingende huisvrouwtjes meestal overtuigd zijn, dat de gevraagde prijs, dien zij overdreven, ongehoord, belachelijk noemen, niet overdreven, niet ongehoord, niet belachelijk, maar integendeel zeer billijk en matig is.
De buurt, waaruit wij hier eene straat zien, is een echt volkskwartier. Die zwarte hooge huizen mogen genoemd worden menschelijke bieënkorven. Zij zijn bewoond van in den kelder tot onder de pannen. Verzekerd mag men zijn, dat daar nergens een kamertje ledig staat. Aan ettelijke vensters der bovenverdiepen, ziet men wasch- of ander goed van de bewoners te bleeken of te luchten hangen.
Wij gelooven niet, te veel te zullen zeggen, als wij de verwachting uitspreken, dat de schoone samenstelling van Vertin door al onze lezers met genoegen zal ontvangen worden.