Hoogste en laagste warmtemeter.
Somtijds is het noodzakelijk, dat men het hoogste en het laagste punt kenne, door eenen warmtemeter, gedurende eenen
zekeren tusschentijd, aangeduid. Men bereikt dit doel bij middel van het volgend waarnemingstuig van Rutherford. Het bestaat uit twee gekromde warmtemeters op hetzelfde bekleedsel gehecht; het vocht van den eene, b m t, is kwik, en dit van den andere, b a t, roodgeverfde spiritus. De stelen dezer warmtemeters moeten eene liggende richting hebben wanneer het tuig tot eene proefneming gebruikt wordt. In het binnenste van den kwikwarmtemeter is een kleine ijzeren cilinder, f, die tot afstandwijzer verstrekt, en, zonder groote wrijving te ondergaan, in het ledig gedeelte der buis kan voortschuiven. Wanneer de warmte vergroot, wordt de wijzer door het kwik weggedreven, maar blijft stilstaan, ingeval de kwikkolom bij verkoeling daalt. Diensvolgens toont die wijzer den hoogsten warmtegraad aan tot welken de meter geklommen is. In het binnenste van den spiritus-warmtemeter bevindt zich een kleine glazen cilinder, welke, in het vocht gedompeld, door den spiritus medegevoerd wordt wanneer de hoogte van dit vocht bij verkoeling vermindert; integendeel blijft de glazen afstandwijzer stilstaan, wanneer de spiritus klimt. Daaruit volgt, dat die wijzer den laagsten warmtegraad zal aanduiden tot welken de meter gedaald is.
Dr. F.-J. Matthyssens.