De Vlaamsche School. Jaargang 20
(1874)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijOver boomwol of katoen.Er zijn volgens Linneus in de katoenboomen twee verschillende geslachten in eene en dezelfde klasse, Monadelphia Polandria, die inzonderheid de zoo hoog geschatte boomwol of katoen opleveren. Het eerste (de Bombax) bevat in alle soorten vrij groote boomen, en wordt in de beide Indiën gevonden; het tweede (Gossypium) is meer een groote struik of heester, dan wel een boom, van welke de kruidkenners ten minste vijf soorten aangeven, en welke voor de nuttigste en algemeenste gehouden wordt. Deze heester is slechts een zomergewas, dat tot de hoogte van omtrent vier tot zes voet opgroeit, en zelden langer dan een jaar duurt. Men vindt haar in den Levant, op de eilanden van den Archipel, in Sicilië, Maltha en Cyprus; doch de Perzische en Afrikaansche, de Siamsche, Bengaalsche en Surinaamsche leveren het beste katoen op. De kleur is echter overal niet gelijk. Het ongemeen lange en veerkrachtige Siamsche en Bengaalsche katoen is roodachtig, en wordt door de Chinezen tot hunne kostelijke nankings gebruikt; het katoen van Cayenne, Suriname, en het slechtere van Sint-Domingo, is geelachtig, en dit van Smirna, Malta en Sicilië is helder wit. Het katoen van Cyprus (Gossypium herbaceum) wordt volgen SonniniGa naar voetnoot(1) voor het fraaiste van den geheelen Levant gehouden en zeer duur verkocht. De heester welke op de West-Indische eilanden geteeld wordt (Gossypium hirsutum) levert het harige en ruige katoen; dezelve heeft vijf-lappige bladen, die beneden eene klier, harige takken en stelen hebben. De schoone bloem, die echter geen reuk geeft, bestaat uit vijf zwavelkleurige bladen, en heeft | |
[pagina 113]
| |
van onder eene purperkleurige vlek. De ovale vrucht heeft de grootte van eene okkernoot, en is in vier huisjes verdeeld, die zaden van de grootte van eene erwt bevatten, welke in het zachte omkleedsel van katoen besloten zijn. Wanneer de vrucht rijp is barst zij open, en alsdan komt het daarin samengeperste katoen te voorschijn, waarna zij geplukt en naar daartoe ingerichte molens gebracht wordt, om er het katoen van af te scheiden. Om het te zuiveren doet men het tweeërlei behandeling ondergaan. Het werktuig, hetwelk dient om het haar van het zaad te zuiveren, bestaat uit twee houten rollen, zeer dicht bij, en boven elkander geplaatst. Deze worden door middel van een rad en eene trede in beweging gehouden,
het zuiveren van de boomwol.
en de boomwol, over den eenen kant van de spleet gehangen, wordt door het draaien van de rollen naar den anderen kant gewenteld, terwijl het zaad, dat te groot is om er tusschen te geraken, op den grond nedervalt. Vervolgens wordt het katoen van knobbels en vuiligheid gezuiverd. De kaarder houdt eenen zeer veerkrachtigen boog met eene sterke pees boven eenen hoop boomwol. Nadat hij deze pees met veel kracht onder een gedeelte van het katoen naar beneden gehaald heeft, door middel van een houten werktuig, hetwelk hij in zijne rechterhand houdt, laat hij den boog losschieten, en die gedurige trilling maakt het katoen los, spreidt het uiteen en scheidt het af in fijne witte vlokken, zonder dat er de vezels van beschadigd worden. De katoenteelt bezit het voordeel, dat de heester zelfs in een dorren en steenachtigen grond wil groeien, mits dezelve niet door ander plantsoen is uitgeput, hebbende het land alleen noodig, van andere planten gezuiverd te worden. Men legt in gaten, vier voet van elkander en op eene rij, eenige zaadkorrels, die na veertien dagen uitloopen, wanneer men eenige der overtollige plantjes uittrekt, en er slechts drie of vier van in een gat laat staan. Na verloop van drie maanden worden de plantsoenen nogmaals gewied, en de opgeschotene boompjes uitgesnoeid en getopt: na drie maanden vertoont zich de bloezem, en acht weken daarna opent zich de vrucht. Men verzamelt het katoen te gelijk met het zaad, waarna het door het hooger vermelde werktuig gezuiverd wordt. |
|