hadden zich bij den rechter van onderzoek eene menigte lieden aangemeld, die den ouden Johan deels brieven, deels gelden en pakken ter bezorging hadden gegeven en die nu terugeischten.
Dit alles bleef geen geheim. In de herberg te Hausen, de verzamelplaats dezer lieden, werd veel daarover gesproken. Daar was ook een lijst van de gevonden voorwerpen ter inzage gelegd. Deze was echter zeer gebrekkig en niet voldoende om eene vergelijking te kunnen maken met de overgegevene voorwerpen. Buitendien waren daarin geene gelden en brieven aangeteekend. Dit laatste had zijnen grond geenszins in eene zorgelooze en vluchtige bewerking, maar eenvoudig daarin, dat er noch gelden noch brieven waren gevonden.
De oude Johan was gewoon de brieven in een lederen zak te bewaren. Deze werd gemist. Het losse in eenen vestzak gevonden geld, bedroeg slechts eene kleinigheid, die oogenschijnlijk had moeten dienen tot bestrijding der behoeften op de reis. Er ontbrak dus ook het geld, dat de vermoorde op zich had genomen te bezorgen. Eindelijk miste men ook - en dit was het meest in het oogloopende - eene menigte pakken; er werden er veel meer teruggeëischt dan er voorhanden en aangeteekend waren.
Het aantal brieven, gelden en pakken, die vermist werden, was niet gering, de omvang en het gewicht zeer aanzienlijk. Een enkel persoon had dit alleen niet kunnen vervoeren, twee of meer menschen moesten daaraan werkzaam zijn geweest.
De jonge man, op wien de verdenking rustte, had geene bagage bij zich gehad. Hij was in Hausen vreemd geweest, niemand had hem gekend.
Uit deze daadzaken, wier juistheid niet konde worden betwijfeld, deed men zijn best gevolgtrekkingen te maken. Men zeide: het ontbreken der brieven, gelden en pakken, laat ontwijfelbaar besluiten tot eene berooving des vermoorden. De moord is naar alle waarschijnlijkheid slechts een middel geweest, dat den roof heeft mogelijk gemaakt, en in allen gevalle dezen is voorafgegaan. De moordenaar moet daarom ook de roover zijn. Wanneer nu echter - zoo zeide men ten slotte - één mensch niet in staat is geweest, den geheelen roof te bergen, zoo is het niet mogelijk dat de jonge man de roover is, want hij had geene pakkagebij zich gehad en, dewijl hij vreemd was, in Hausen en in den naasten omtrek had hij geene verstandhouding en dus ook geene medeplichtigen. Als nu echter de jonge man de roover niet kan zijn, moet hij ook onschuldig zijn aan den moord, daar roof en moord hier met elkander in onafscheidelijk verband stonden.
Deze gevolgtrekkingen waren eenvoudig en daarom begrijpelijk genoeg, doch of zij de ware waren, konde eerst de uitslag van het onderzoek beslissen.
Op het onderzoek zelf hadden deze gevolgtrekkingen geen wezenlijken invloed. Het bleef bij de maatregelen, die van den kant des gerechts tot het vinden en vervolgen van den onbekende waren genomen, en die zich tot een derden persoon niet konden uitstrekken, daar hiertoe iedere verdenking ontbrak. Maar de gendarmerie nam daaruit aanleiding om den misdadiger niet meer uitsluitend in den jongen man te zoeken en de nasporingen ook uit te strekken tot de plaats waar de gestolene voorwerpen waren verborgen.
Nadat het volbrengen der misdaad, voor zoover dit had kunnen geschieden, was vastgesteld, hield zich de rechter van onderzoek bezig met het teruggeven van de gevonden vrachtgoederen. Dit was een uiterste moeielijke taak. De brieven ontbraken, waarom men dan ook eerst de afzenders en de ontvangers door middel van de in de paketten gevonden voorwerpen moest uitvinden. Nog veel moeielijker was het te bepalen, wat in de verdwenen paketten was geweest, dewijl eene nauwkeurige, alle bijzonderheden bevattende beschrijving, die het opsporen mogelijk maakte, daarvan was gegeven, en de bouwstoffen tot deze beschrijving hadden moeten worden samengesteld uit het geheugen der daarmede weinig begaafde afzenders.
Over dit alles werd in de herberg te Hausen gesproken, dewijl de gevondene vrachtgoederen daar waren nedergelegd. Het verhoor, de voorgelegde vragen en de bekomene antwoorden werden daarom ook in de gelagkamer gewikt en breedvoerig besproken. Op deze wijze kregen er ook eenigen kennis van, die er geen het minste deel aan hadden. Tot dezen behoorden de schoolmeester, met wien wij reeds kennis hebben gemaakt. Hij stelde een levendig belang in de verhalen van hen, die hun eigendom niet konden terug bekomen. Het verschafte hem eene zekere bevrediging, als hij de rol van trooster en soms ook van raadgever bij deze gelegenheden konde spelen. Den 5n Januari vinden wij hem in een levendig gesprek met eene oude vrouw.
- Och heere, zeide deze, zelfs voor de negende of tiende maal, op verdrietigen toon, moet dit nu juist mij gebeuren. Ik heb gegaard en gespaard, om mijne kinderen nog eens te verrassen. En nu moet ik het mijne zoo schandelijk verliezen.
- Maar, goede vrouw, hernam de schoolmeester geruststellend, hoor toch naar rede. Tot heden is er nog niets verloren. Zij hebben nog steeds de hoop, dat gij het uwe zult wederkrijgen.
- Hoop? zeide de vrouw. Welnu, die heb ik, maar meer ook niet. Wat daarvan te houden is, weet gij het best. Hopen en wachten.... verder wil ik niets zeggen.
- Gij kunt, antwoordde de schoolmeester, met tamelijke zekerheid daarop rekenen, dat gij het uwe wederkrijgt. De politie en het gerecht moeten daarvoor zorgen, anders was er geene gerechtigheid in het land.
- Neen, zeide de vrouw op weeklagenden toon, daaraan geloof ik heden nog niet. Ach, die fraaie stukken; gij hadt ze eens moeten zien, gij zoudt daarvan gewatertand hebben. Maar ik zeide het terstond dat er een ongeluk moest komon; ik heb het vooruit geweten.
- Hoe, vraagde de schoolmeester, nieuwsgierig luisterende, is dat dan mogelijk?
- Dat zal ik u zeggen. Bij het inpakken had ik een ongeluk. Het paket was vastgemaakt, en lag gereed tot verzenden. Tot mijn grooten schrik bemerkte ik, dat ik een schrijfboek met een fraaien vergulden omslag had vergeten er in te doen. Ik moest het pak nog eens openen en dit ten spoedigste doen, daar Joha