De Vlaamsche School. Jaargang 20
(1874)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijDe Plantijnsche drukkerij te Leiden.Op het oogenblik dat men zich in dagbladen en tijdschriften bezig houdt met de drukkerij te Antwerpen door den vermaarden Christoffel Plantin in de xvie eeuw gesticht, zal het wellicht niet van onpas zijn, een onuitgegeven stuk te doen kennen dat in verband staat met de drukkerij door den vermaarden man te Leiden opgericht. Gelijk men weet, liet Christoffel Plantin, die te Antwerpen op 21 Maart 1550 als poorter was ontvangen, zich op 1 Februari 1584 als buytenpoorter opschrijven, een feit dat, naar allen schijn, met de staatkundige gebeurtenissen des tijds in verband stond. ‘Prima februarii anno 1584,’ zoo luidt het in onze Poortersboeken, ‘Christoffel Plantin heeft hem doen opteekenen voer buytenpoorter.’ De geleerde man vertrok naar Leiden waar hij zich aan het hoofd stelde der aldaar door hem gestichte drukkerij en verscheidene werken in het licht gaf, die meestendeels zijn aangeteekend in de vaak geprezene Annales Plantiniennes, door de | |
[pagina 93]
| |
geleerde heeren A. de Backer en Chs. Ruelens ten jare 1865 opgesteld. (Zie de Vlaemsche School 1856 blz. 37.) Het bestuur der Antwerpsche officina was intusschentijd opgedragen aan den vermaarden taalkundige Franciscus van Ravelingen alias Raphelengius, die met Margaretha, Plantin's oudste dochter, in den echt was getreden. De geschiedenis leert ons, dat gedurende Plantin's afwezigheid in het Antwerpsch gesticht een groot getal staatkundige schriften het licht zagen, waarvan Plantin later de verantwoordelijkheid niet wilde nemen. Na de overgaaf van Antwerpen aan den prins van Parma keerde Plantin naar de Scheldestad terug; onmiddellijk was hij er op bedacht den toestand van Raphelengius te regelen, met hem de drukkerij te Leiden, die in vollen bloei was, over te laten. De stedelijke archieven bevatten den oorspronkelijken tekst der akte, te dier gelegenheid voor het magistraat van Antwerpen verleden door Cornelis van Bylandt, Cornelis van Kiel, alias Kilianus, en Arnoldus 't Kint onderteekend. Justus Lipsius, Hans Spierinck en Christiaan PorretGa naar voetnoot(1) ontvingen last om, als Plantin's gevolmachtigden, de verder vereischte stukken voor het magistraat van Leiden te onderteekenen. Op bladz. 527 van het Certificatieboek van 1586, leest men desaangaande het volgende: ‘Christofle Plantin, boecprintere, verclaerde ende bekende dat hy, omme te volcomen den contracte by hem den xxvien Novembris lestleden met Franchoise van Raphelengien, synen schoonsone, aengegaen ende gemaect onder de hanteeckenen van hem ende vande getuygen daer by ende ane geweest hebbende, van welcken contracte d'inhout in substantien wter Franchoisser in onser nederduytser talen overgeset, hier nae volcht ende is aldus: ‘Ick Christofle Plantin getuyge in der waerheyt, dat voir sekere somme gelts by my ontfangen ende de voirwaerden tonsen genuge gemaect tusschen mynen schoonsone Franchois van Raphelengien, man van mynder dochteren Margriete ende my, ick hem hebbe vercocht, overgedragen ende getransporteert, vercoope, drage over ende transportere, alle ende hoedanige huysen, erven ende vryheden als ick oyt hebbe vercregen oft gebruyct, ende alle andere gerechticheden, druckerye, boecken, papieren, winckele, huysraet ende alle andere dingen die my toebehoirt hebben oft toebehoiren in de stadt ende universiteyt van Leyden, in den lande van Hollant, ende besundere de huysen, erven, met alle hen vryheden, die ick hier te vorens gecocht hebbe ende betaelt aen edele joufrouwe duwaire van der Lan, weduwe wylen des edelen heer Henrix van Assendelft, ten bysyne van den edelen Heere Jan Ingevylant, der voirs. joufrouwen vander Lan schoonsone ende van sekeren heeren vander overheyt der voirs. stadt Leyden, mette voirs. druckerye ende al tgene der selver is aenclevende, metten winckele, boecken, papieren ende alle andere dingen den voirs. huyse behoirende ende daer inne jegewoirdelicken wesende, navolgende den inventaris daeraf gemaect, bekennende hier mede dat ick deshalven my nyets meer hiernamaels en vermete, maer dat al tselve wel ende behoirlicken toebehoirt den voirs. mynen behouds sone Franchois van Raphelengien, omme die te mogen vercoopen, veranderen, ende dairaf te disponeren, soo ende gelyck hem goetduncken sal, als van synen eygene saken. Ende in getuygenisse der waerheyt, hebbe ick dese jegewoirdige gescreven ende onderteeckent met myn eygen hant, ten bysyne van Cornelise van Bylant ende van Arnoulde Kint, Cornelise Kiel, van Duffel. Gedaen t' Antwerpen dezen xxvien dach van Novembri in den jare onsheeren 1585. Onderteekent C. Plantin, Cornelis van Bylant, Cornelis Kiel, van Duffel, Arnoult t Kint.’ ‘Heeft wettelick mechtich gemaect ende in syne stede gestelt, maecte wettelick, mechtich ende stelde de voirs. Christoffel Plantyn in syne stede mits desen, den E. ende wel geleerden Justum Lipsium, Hansse Spierinck. cruydenier ende Christiane Porret, apothekere, alle woonende tot Leyden voirs. pariter et quemlibet eorum insolidum, omme te gane ende te compareren voir wethouderen der voirs. stadt Leyden ende alomme elders daert eenichsins meer van noode oft versocht sal worden, ende aldaer d'inhout vanden voirs. contracte ende vercoopinge, in synen constituentis name ende van zynen wegen, anderwerven te bekennen, vernyeuwen, passeren ende verlyden, ende den voirs. Franchoise van Rapelengien volgende den voirs. synen coop in de voirs. huysen metten erven, druckerye, winckele, boeken, papieren ende andere dingen soo ende gelyck voirs. is te goedene, etc. ende hem constituant daeraf tontgoeden, etc. halm, etc. warantschap, etc. synen constituants persoon ende goeden daervore te verbinden, cum potestate substituendi ende voorts alwaert, Gelovende, sub obligatione suae et suorum Secunda Aprilis 1586.’ Een der eerste werken door Raphelengius te Leiden ter perse gelegd, was het vervolg van Homerus' gedichten, waarvan de eerste boeken in de Antwerpsche drukkerij waren verschenen. P. Génard. |
|