De Sprinkhanen.
De wetenschap verdeelt de sprinkhanen in twee familiën.
De eerste zijn de zoogenoemde sabel-sprinkhanen, in de wetenschap Locustoriae genoemd; zij hebben lange draadvormige sprieten; de wijfjes zijn met eene lange sabelvormige legscheede voorzien. De sabel-sprinkhanen worden verder verdeeld in geslachten, te weten Meconema en Locusta; Meconema varium zijn de ook in ons land welbekende kleine sprinkhanen; Locusta viridissima zijn de groote groene sprinkhanen, die ook in onze gewesten veel gezien worden.
De tweede familie dezer rechtvleugelige insecten wordt gevormd door de veld-sprinkhanen; hun wetenschappelijke naam is Acridites; deze sprinkhanen hebben geene legbuis, leven op het veld en voeden zich met plantendeelen. Het is tot deze familie dat de hier afgebeelde treurig beruchte trek-sprinkhanen
behooren, die, door het afvreten van velden en akkers, meer dan eens in geheele streken van het Oosten hongersnood hebben gebracht. De wetenschappelijke naam der trek-sprinkhanen is Acrydium migratorium.
Voor den Oosterschen landman is dit ongedierte eene plaag geduchter dan hagel en bliksen, vreeselijker dan overstrooming en brand.
De hoop van gansch een jaargetijde, de vrucht van noesten arbeid, millioenen schats worden door de trek-sprinkhanen op één enkelen dag, soms in eenige uren vernield.
De velden waarop zij nederstrijken, soms in zoo dichte zwermen dat de lucht er door beneveld wordt en men aan eene zonsverduistering zou gelooven, die velden worden slechts door hen verlaten nadat zij letterlijk kaal gevreten en als door zeissens afgeschoren zijn, zoodat er van de lachende oogsten, de hoop en de trots des landmans, nog ter nauwernood de treurige stoppels overblijven.
Ook dit jaar hebben de Fransche koloniën in Algerië weer ontzaggelijk van de treksprinkhanen te lijden gehad; onder andere berichten, daarover medegedeeld door de nieuwsbladen, werd in eenen brief uit Algiers van de eerste dagen van Juni 1874 het volgende gemeld:
‘De sprinkhanen zetten hunne verwoestende tochten voort over onze velden, waarvan men den oogst weldra dacht binnen te halen. Ten gevolge van den aanhoudenden inval dezer verschrikkelijke gasten, en ten einde nog grooter verwoestingen te voorkomen, die ons dreigen wanneer de jongen uit de eieren te voorschijn komen, welke over eene ontzettende oppervlakte gelegd zijn, hebben rijks- en stedelijke besturen zich de zaak aangetrokken. De hoofden der plaatselijke besturen nemen krachtdadige maatregelen en doen een beroep op allen, om iedereen ter hulp te komen. De prefect van Algiers heeft aan alle gemeenten van zijn departement een schrijven gericht, waarbij den landbewoners bevolen wordt, een geregelden wachtdienst in te richten, de middelen worden aangewezen om de sprinkhanen te verzamelen en te vernietigen, en eindelijk welke voorzorgen er moeten worden genomen, opdat de putten, drinkplaatsen en fonteinen, niet door de opeenhooping van de lijken dezer insecten worden vergiftigd. De eieren worden verbrand, want men heeft opgemerkt, dat op de plaats zelve, waar men vroeger myriaden sprinkhanen en eieren in den grond delfde, er na eenigen tijd als bronnen van sprinkhanen ontstonden. De divisie-generaal heeft te gelijkertijd de noodige bevelen uitgevaardigd, om soldaten terstond op aanvraag van de hoofden der plaatselijke besturen ter beschikking te stellen, wanneer het niet gelukt is, den aanval der sprinkhanen af te slaan. Dezer dagen kwam de spoortrein van Oran zes uren te laat in Algiers aan; deze vertraging was hieraan toe te schrijven, dat de baan dusdanig belemmerd was door sprinkhanen, dat de trein stiller rijden moest, en op sommige plaatsen niet voort kon geraken, alvorens men den weg min of meer van de sprinkhanen had bevrijd.’