Over nog eenige thermometers.
De luchtwarmtemeter bestaat uit eene glazen buis
waarvan het ondereinde een holle bol is.
In haar binnenste bevindt zich droge lucht en, boven deze, eene kleine kwikkolom welke tot afstandwijzer dient. Om dit tuig in graden te verdeelen, vergelijkt men de uitzetting der luchtkolom met die van een honderddeeligen kwikwarmtemeter. De luchtwarmtemeter is zeer gevoelig, doch wordt zelden gebruikt, omdat het noodig is hem zeer lang te maken, en de kleinste verandering in de drukking des dampkrings in acht te nemen. Tot dit laatste wordt men genoodzaakt door de uitzetting der lucht die veel grooter is dan die van het kwik voor denzelfden warmtegraad, en ook grooter wordt naarmate de vermindering van de dampkringsdrukking.
De warmtemeter van Leslie bestaat uit
eene glazen buis hebbende den vorm van eene U en waarvan beide takken uitloopen tot eenen hollen bol. In haar binnenste is er lucht en eene kolom van roodgeverfd vitrioolzuur besloten. Het zuur vervult de liggende ruimte van het tuig en klimt zelfs tot op eene zekere hoogte in de rechtstaande takken. Indien de twee bollen aan denzelfden warmtegraad onderworpen zijn, is het zuur in beide takken op eene gelijke hoogte; doch wanneer de warmte van eenen der bollen vergroot, klimt de kolom van het vitrioolzuur naar den bol die minder warmte heeft.
De warmtemeter van graaf Rumfort is gelijkvormig aan den warmtemeter van Leslie,
behalve dat hij grooter is; de vochtkolom, in het liggende gedeelte van het tuig besloten, heeft eene lengte van slechts eenige strepen.
De warmtemeter van Breguett bestaat uit een dunnen metalen reepel 1 tot 2 millimeters welke tot eene spiraal gerold is. Het boveneinde dezer spiraal is gehecht aan een koperen staaf, en haar ondereinde draagt eene zeer lichte horizontale naald, welker punt de verdeelingen eens cirkels CC kan doorloopen. Eene glazen klok overdekt het gansch toestel om het tegen de bewegingen der lucht te beschutten. De spiraal is samengesteld uit drie metalen lagen die elkander overdekken, te weten: zilver, goud en witgoud (platina); de laag goud is in het midden. Men verdunt deze spiraal in den pletmolen
tot dat ze maar eene dikte van 1/50 van eenen millimeter meer heeft. Daaruit volgt dat deze spiraal zeer gevoelig is voor de minste warmteveranderingen. Door de ongelijke uitzetting van het witgoud en van het zilver ondergaat de spiraal eene wringing of eene ontwringing, wanneer de warmte vergroot of vermindert, en daardoor beweegt de naald. Om den cirkel van het tuig in graden te verdeelen, vergelijkt men den gang der naald met de uitzetting der kwikkolom van eenen kwikwarmtemeter.
Dr. F.J. Matthyssens.