Gebreken.
Wie meent volmaakt te zijn, is volmaakt in dwaasheid. Ik heb veel gezien in deze wereld, maar nog nooit zag ik een volmaakt paard of een mensch zonder gebrek, en ik zal die ook wel niet zien, voordat er twee Zondagen in eene week komen. Een oud spreekwoord zegt: ‘zonder leven, zonder gebrek,’ met andere woorden: van de dooden moet men niets dan goed zeggen; maar de levenden zijn allen meer of minder zoo met de pek der zonde besmet, dat een half blinde het nog best kan opmerken. Ieder hoofd heeft zijne weeke plek en elk hart zijne zwarte plaats. Iedere roos heeft hare doornen en elke dag zijn nacht. Zelfs de zon heeft vlekken en de hemelen worden door zwarte wolken verduisterd. Niemand was zoo wijs of er stak nog dwaasheid genoeg in hem, om er een kraam mede te vullen op de jaarmarkt der zotheid. Ook waar ik den zotskap niet zien kan, heb ik nog altijd de bellen hooren rinkelen. Onze gebreken staan ons niet op het voorhoofd geschreven, en gelukkig dat het zoo is, want hoe wijden hoed zouden wij niet noodig hebben om ze te bedekken. Niemand kan vooruit zeggen, wanneer iemands gebreken aan het licht zullen komen, want het is er mede als met de hazen, die uit de gracht springen, als men er in 't geheel niet op verdacht is.
C.H. Spurgeon.