neren dat in eene opene ruimte de trillingen der lucht tevens overgebracht worden langs alle kanten, en diensvolgens de klank veel van zijne kracht moet verliezen, daar integendeel in de spreektrompet deze trillingen overgebracht worden volgens de wending van hare lengte.
De spreekhoorn, gebezigd door personen die hardhoorend
zijn, bestaat uit eene kegelvormige buis, waarvan men het engste gedeelte in de buitenoorbuis plaatst, en het breedste langs den kant des klanks. Om te begrijpen hoe dit tuig den klank versterkt, behoeft men in aanmerking te nemen dat de luchtlaag, in aanraking met de breede opening des spreekhoorns, hare trillingen overbrengt tot luchtlagen die achtervolgend minder uitgestrektheid hebben of uit een kleiner getal gedeelten zijn samengesteld. Daaruit volgt dat de hoeveelheid van beweging van 1000 trillende gedeelten bij voorbeeld eindigt met zich over te brengen aan 10 gedeelten, wanneer de breede opening van het tuig 100 maal grooter is dan de enge opening; diensvolgens zal de klank in evenredigheid versterkt worden.
Dr. F.J. Matthyssens.