Over de trillende beweging der roeden.
De trillingen der roeden zijn, even als die der snaren, tweeërlei: dwarsgaande en langstrekkende.
Om dwarsgaande trillingen te doen ontstaan, plaatst men het eene einde der roede in eene schroef en daarna wrijft men met eenen strijkstok er over, of enkel verwijdert men de roede met de hand van hare wending. In dit laatste geval en wanneer de roede eene tamelijke lengte heeft, kunnen derzelver trillingen langzaam genoeg zijn om opgeteld te kunnen worden; men bemerkt alsdan dat ze geenen klank veroorzaken beneden 32 trillingen op eene seconde. Verders vindt men dat het getal trillingen in omgekeerde reden is met het vierkant der lengte, zoodat eene ijzeren roede die ééne trilling ondergaat op eene seconde, 4 trillingen zal ondergaan wanneer ze op de helft verkort wordt, en 9 trillingen bij eene verkorting op een derde.
In trillende roeden ontstaan er, even als in snaren, trillingknoopen. Men kan zich daarvan verzekeren door het volgend middel. Men strooit droog zand op eene platte roede, en op het oogenblik dat deze trilt, ziet men korreltjes zand, die zich in nabijheid der trillingbuiken bevinden, springen en tot de trillingknoopen naderen alwaar ze zich bijeen vergaderen. Ook veroorzaken trillende roeden door hare verdeeling in knoopen verschillige medeluidende klanken gelijkende aan die der snaren.
Voor de gebogen trillende roeden, zijn de trillingknoopen dichter bij elkander en daardoor wordt de klank zwaarder. Het tuig, dat den naam van toongever (diapazon) draagt, geeft een
voorbeeld van dergelijke trillingen. Het bestaat uit eene gebogene roede gehecht aan eenen voet v. Men houdt het tuig vast met den voet, en met eene andere roede, een weinig dikker dan de afstand tusschen de twee takken des toongevers, doet men deze in trilling komen en daardoor eenen klank geboren worden, die weinig hoorbaar is door zich zelven, maar versterkt wordt wanneer men den toongever op eene tafel plaatst. Deze klank is in alle geval zwaarder dan de lengte der takken het schijnt te laten vermoeden. De verzwaring van den klank door het buigen van klankgevende roeden heeft men weten te benuttigen. Sedert jaren vervaardigt men uurwerken die bestaan uit eene schilderij waarop een kerktoren is afgebeeld. De wijzer op dezen toren duidt het uur aan. Het slagwerk bootst den klank na van eene klok die zich op zekeren afstand bevindt. Dit verschijnsel is veroorzaakt door eene metalen veer tot een spiraal gekromd en in haar middenpunt vastgehecht. De hamer van het slagwerk klopt er op in de nabijheid van het vastpunt.
De langstrekkende trillingen der roeden worden voortgebracht door wrijving volgens de wending. Zij veroorzaken in het algemeen scherpe klanken.
Dr. F.J. Matthyssens.